Schemerdichters of poeti crepuscolari in Italië

Oorsprong van het woord

Schemerdichters of poeti crepuscolari in Italië
G.A. Borgese

De term ‘schemerdichters’ is de vertaling van het Italiaanse ‘crepuscolari’ [spreek uit: krepoeskolarie]. De germanist Giuseppe Antonio Borgese (1882-1952) bedacht het woord, of preciezer: het adjectief. Hij gaf aan een artikel, dat op 1 september 1910 in het Turijnse dagblad La Stampa verscheen, de titel ‘Poesia crepuscolare’, letterlijk ‘schemerige poëzie’. Over de dichters liet hij zich zó uit:

… dichters die zich vervelen en geen andere emoties kunnen bezingen dan een troebele en duistere melancholie, aangezien zij niets om handen hebben…

… een schemerige stem, de stem van een glorieuze poëzie, die aan het uitdoven is …

Deze spottende en negatieve toon gold de drie dichters over wier werk Borgese een recentie schreef: Mario Moretti, Fausto Maria Martini en Carlo Chiaves. Dat het tijdperk van de grote poëzie voorgoed voorbij was, bleek volgens hem uit de tendens die hij in deze dichtkunst waarnam. Hij zag hierin de invallende duisternis, de komende nacht. Het waren beelden van het naderende einde en de ondergang. Het beeld herinnert mij aan wat Johan Huizinga tien jaar later ‘herfsttij’ zal noemen: het aflopende tijdperk van de middeleeuwen. Wie waren deze Schemerdichters of poeti crepuscolari in het Italië aan het begin van de 20ste eeuw? Wat hadden Schemerdichters of poeti crepuscolari gemeen? Kan men spreken van een groep of van een beweging?

De dichters

Over het volgende lijstje bestaat bij literatuurhistorici een zekere consensus. Vermeld moet worden dat Corrado Govoni, Marino Moretti en Aldo Palazzesche deze dichterlijke tendens spoedig achter zich lieten. En de invloedrijke bloemlezer Edoardo Sanguineti neemt de twee niet op in de afdeling gewijd aan de Schemerdichters in zijn succesvolle anthologie van de twintigste eeuwse Italiaanse poëzie. En merk op dat zes van hen zeer vroeg stierven.

Carlo Chiavez (1882-1919)
Sergio Corazzini (1886-1907)
Giulio Gianelli (1879-1914)
Corrado Govoni (1885-1965)
Guido Gozzano (1883-1916)
Tito Marrone (1882-1967)

Fausto Maria Martini (1886-1931)
Marino Moretti (1885-1979)
Aldo Palazzeschi (1885-1974)
Carlo Vallini (1885-1920)
Nino Oxilia (1889-1917)

Wat de schemerdichters deelden

De genoemde dichters deelden een benadering waarin zij streefden naar het ontmythologiseren van de poëtische traditie. Men denke daarbij aan hun directe voorgangers als Giosuè Carducci, Gabriele D’Annunzio, Giacomo Leopardi en Giovanni Pascoli. Het realiseren van deze doelstelling leidde tot het gebruiken van alledaagse taal en thema’s. Het vrije vers en een sterke neiging naar het proza pasten in deze opzet.

Meer psychologisch getinte thema’s zijn: de onmacht aan het eigen bestaan een zin te geven; vormen van zelfontkenning en -medelijden; ziekte, verveling en melancholie. Men treft deze kenmerken niet altijd en bij alle kunstenaars aan. Sommigen van hen waren werkelijk ziek: Corazzini stierf vroeg aan tuberculosis.

Invloed en betekenis

Men kan niet spreken van een school, beweging of groep. Aan het einde van het tweede decennium waren de meeste schemerdichters overleden of hadden deze literaire ervaring achter zich gelaten. Een aantal van de hierboven genoemde stylische kenmerken keren terug in het werk van laat twintigste eeuwse dichters.

Aantekeningen

  • Over de schemerdichters verschenen diverse studies en veel artikelen en meer recent natuurlijk blog posts. In het Nederlands bestaat evenwel zeer weinig materiaal.
  • Voor mijn blog post over Corrado Govoni en zijn gedicht “De genoegens” zie hier.
  • Zie de pagina wikipedia in het Italiaans. Er bestaat (nog) geen Nederlandse pagina.
  • Edoardo Sanguineti, Poesia italiana del Novecento. Turijn: Einaudi, 1993³ (1969¹), pp. 399-532.
  • Zie de bloemlezing bezorgd door Andrea Cortelessa, Le notti chiare erano tutte un’alba. Milaan: Bompiani, 2018. Echt aan te bevelen voor de studie van deze periode.
  • Belangrijk en nuttig: Giuseppe Farinelli, Perché tu mi dici poeta? Storia e poesia del movimento crepuscolare. Roma: Carocci editore, 2005. In deze monografie ook een uitgebreid overzicht van de literatuur.

 

Print Friendly, PDF & Email