Tag: Eugenio Montale

Rodari redde schilder Sironi van de kogel

Dit is het punt: Gianni Rodari redde schilder Sironi van de kogel kort na de bevrijding van Italië op 25 april 1945 van het nazifascisme. Een moreel dilemma waarvan de schepper van wereldwijd geliefde poëzie voor kinderen en volwassenen zich maar nauwelijks kon bevrijden.

Fascisme: opkomst en consolidatie van terreur

De fascistische beweging eerst en het fascistische dictatoriale regiem daarna, hebben haar opponenten altijd met intimidatie, agressie en geweld bestreden. Openlijk verzet tegen de beweging werd in de beginjaren 1919 tot 1922 door de fascistische militie (lees:  knokploegen) met stokslagen en wonderolie brutaal afgestraft. Met name socialisten en communisten moesten het ontgelden en velen van hen bekochten hun verzet met de dood of blijvend lichamelijk en/of geestelijk letsel.

Toen Mussolini eind oktober 1922 aan de macht kwam en in het voorjaar van 1923 de dictatuur een feit werd, werden de permanente agressie en intimidatie een aangelegenheid van de staat. De fascistische knokploegen werden door wetgeving omgezet tot een gewapend privé-leger onder direct bevel van Benito Mussolini. Bekende slachtoffers van de politieke terreur die toen volgde waren Antonio Gramsci (1891-1937) en Giacomo Matteotti (1885-1924), maar de vele duizenden anderen blijven daarmee ongenoemd.

De bevrijding

Na de bevrijding op 25 april 1945 ontlaadde zich de decennia lang opgebouwde haat tegen de fascisten die in naam van een criminele ideologie ontelbare misdaden hadden begaan. Niet zelden waren het vergeldingsacties van min of meer persoonlijke aard. Dat was formeel gesproken natuurlijk niet de bedoeling. De gearresteerde fascisten diende men aan de  Italiaanse en geallieerde militaire autoriteiten over te dragen. Deze procedure was gevolgd met de Engelse nazi-collaborateur John Amery, die in zijn vaderland werd berecht en ter dood veroordeeld (zie hier). De toen 25-jarige en toekomstige schrijver en dichter Gianni Rodari leidde de patroulle die Amery had gearresteerd en overgedragen aan de commandant van de 52° Brigade Garibaldi waar zijn patrouille deel van uitmaakte. Tot zover alles volgens de regels van het oorlogsrecht.

Maar behalve eigen initiatief (een vorm van standrecht) en het volgen van de regels bestond nog een derde mogelijkheid. Die viel Mario Sironi (1885-1961) te beurt, zoals we zullen zien.

De schilder Sironi, fascist, op de vlucht

Kunstenaar Mario Sironi was reeds in 1919 tot het fascisme toegetreden. De futurist Marinetti (ook fascist) noteert in zijn dagboek dat Sironi aanwezig was bij een vergadering in oktober 1919 in Milaan. In de glorietijd van de dictatuur was Sironi opgeklommen tot een kunstenaar van grote faam. Hij had in vele monumentale kunstwerken het fascisme gecelebreerd. Hij verzorgde het  ‘decor’ voor de tentoonstelling in 1932 over 10 jaar mars op Rome. (Zie de afbeelding waarmee dit stukje opent.) En met bijtende satirische tekeningen in het fascistische tijdschrift Gerarchia dreef hij jarenlang de spot met de tegenstanders van de dictatuur. Deze gevierde kunstenaar moest na de bevrijding – hij was inmiddels bijna 60 – de huid zien te redden, want hij wist maar al te goed dat er ook voor hem een kogel was gereserveerd.

Direct na de bevrijding begaf hij zich met zijn hond op weg naar Como. De autoweg Milaan – Como werd gecontroleerd door patrouilles van de Garibaldi Brigades en zo viel de man met zijn hond aan de lijn in handen van de groep partizanen gecommandeerd door Gianni Rodari. Die kende en bewonderde het werk van Sironi. Nu stonden de vluchtende kunstenaar en zijn hond vóór de cultuur- en kunstliefhebbende commandant. Wat te doen?

De herinneringen van Gianni Rodari

Rodari liet de fascistische kunstenaar gaan. In een autobiografische aantekening schrijft de dichter: ‘Ik weet niet of ik er trots op kan zijn: In naam van de kunst ondertekende ik zijn vrijgeleide. Bij de brigadecommandant maakte ik geen melding van deze dingetjes.’ En hij vervolgt: ‘Sironi ging weg met zijn hond, waarheen was niet belangrijk. […] Voor mij waren zijn schilderijen lessen in tragedie geweest, niet meer en niet minder dan de Lettera dall’Amiata van Montale.’ Heel opmerkelijk, deze vergelijking met het beroemde gedicht van Eugenio Montale uit 1938.

De kunstenaar Sironi ontliep de kogel. Hij dankte zijn leven aan zijn jonge bewonderaar en communistische verzetstrijder Gianni Rodari. Mario Sironi  sterft in 1961 in Milaan na een zeer productief en succesvol kunstenaarsleven.

Het kunstenaarschap van de schrijver en dichter Gianni Rodari deed niet onder in creatieve productie en zou eveneens wereldwijde erkenning verwerven. Hij stierf op 14 april 1980 in Rome.

De juiste beslissing?

In de geciteerde autobiografische aantekening vraagt Rodari zich af of hij er goed aan deed Sironi te laten gaan in naam van de Kunst. De Engelsman Amery was immers door hem overgedragen aan zijn brigadecommandant en later berecht. Om zich te rechtvaardigen schrijft Rodari dat de kunstnaar Sironi echt veel belangrijker was dan de collaborateur Amery. Niettemin blijft de twijfel knagen. Hij besefte na de oorlog heel goed met twee maatstaven te hebben gemeten. Een ontoelaatbare handelwijze met rampzalige gevolgen.

Vanuit het gezichtspunt van correcte rechtspleging ware het beter geweest dat de schilder op dezelfde manier was behandeld. Maar Rodari wist maar al te goed, dat voor een Italiaanse fascist van het kaliber van Mario Sironi niet dezelfde regels zouden gelden. De leiding van het Milanese verzet zou hem zeker hebben gefusilleerd. Sironi was immers niet alleen een fascist van het eerste uur, maar tot aan het einde toe trouw gebleven aan Mussolini en het regiem.

Benito Mussolini werd overigens samen met zijn minnares Clara Petacci op 28 april 1945 in het  dorpje Dongo in de provincie Como door het Italiaanse verzet doodgeschoten. En een niet gering aantal van zijn mededaders was in die dagen hetzelfde lot beschoren. (Zie deze post.)

Aantekeningen bij Rodari redde schilder Sironi van de kogel

  • Rodari vergist zich bij het citeren van het gedicht van Montale. De correcte titel is ‘Notizie dall’Amiata’, Berichten van de Amiata. Rodari schrijft echter ‘Lettera’, dus Brief. Het gedicht staat in de bundel Le occasioni 1928-1939 uit 1949 op pp. 99-101. Een Nederlandse vertaling van het gedicht verscheen in het tijdschrift Yang, jaargang 25, 1989. Meer gegevens ontbreken op db.nl.
  • Rodari vergist zich ook in de spelling van de achternaam van John Emery, die wordt geschreven als Amery. Een dergelijke onnauwkeurigheid wordt niet zelden door anderen overgenomen. Het overkwam ook de Italiaanse journalist en bestsellerauteur Aldo Rodari redde schilder Sironi van de kogelCazzullo in zijn recente boek Mussolini capobanda. Perché dovremmo vergognarsi del fascismo. Milaan: Mondadori 2022, pp. 96-97. [Mussolini bendeleider: Waarom we ons zouden moeten schamen voor het fascisme.]
  • Zie mijn andere artikelen over Gianni Rodari hier en hier.
  • Over Sironi zie deze wikipedia-pagina (it) en deze website (it) over hem. Ik nam van Sironi-onderzoekster Elena Pontiggia enkele noties over.
  • Zie hier een Nederlandse wikipediapagina over de berg Amiata.

Gramsci over Italo Svevo zijn ontdekking in Italië

Deze tekst van Antonio Gramsci over Italo Svevo, die zou zijn ontdekt door Italiaanse letterkundigen, geeft aan dat de polemiek al vrij snel na de dood van Svevo was ontbrand. Gramsci’s tekst dateert uit 1932 en staat in een van de schriften waarin hij zijn aantekeningen noteerde gedurende de jaren die hij doorbracht in de gevangenis. Na de oorlog werden ze uitgegeven als de Quaderni del carcere. Gramsci ontving in zijn cel niet alleen boeken maar ook een flink aantal literaire tijdschriften, die hij systematisch doornam. Zoals bekend was de literatuur vanaf zijn jeugd een constante in Gramsci’s bestaan. Onder de illustratie begint mijn vertaling van Gramsci’s tekst.

Gramsci over Italo Svevo zijn ontdekking in Italië

 

De ‘ontdekking’ van Italo Svevo

De naam Italo Svevo werd aan de Italiaanse letterkundigen onthuld door James Joyce, die de schrijver in Triëst persoonlijk had gekend (er moet wel aan herinnerd worden, dat Svevo rond 1900 een paar keer in de Critica Sociale had gepubliceerd.)

In hun herdenkingsnummer over Italo Svevo meldde het tijdschrijft Fiera Letteraria dat aan deze ‘onthulling’ een Italiaanse ‘ontdekking’ vooraf was gegaan:

‘De afgelopen dagen heeft een deel van de Italiaanse pers opnieuw geschreven dat de ontdekking van Svevo een ‘Franse’ aangelegenheid zou zijn geweest (namelijk te danken aan Crémieux, met wie Joyce had gesproken; de redactie van het tijdschrift speelt hier dubbelzinnig in op de onduidelijkheid). Zelfs de belangrijkste kranten blijken niet op de hoogte van wat al eerder bekend en herhaald was geworden. Daarom is het nodig opnieuw vast te stellen, dat de Italiaanse letterkundigen de eersten waren die werden geïnformeerd over het werk van Svevo. En het was te danken aan Eugenio Montale, die over hem schreef in de tijdschriften Esame en Quindicinale, dat de schrijver uit Triëst in Italië de eerste officiële erkenning kreeg.

Natuurlijk willen wij hiermee niets afdingen aan wat de vreemdelingen toekomt. Het lijkt ons echter correct geen schaduw te laten vallen over de oprechtheid, en ja, over onze fierheid bij dit eerbetoon aan onze overleden vriend. (In La Fiera Letteraria van 23 settembre 1928 – Svevo stierf op 13 settember – deze woorden staan in de redactionele inleiding op de artikelen van Montale, “Ultimo addio”, en Giovanni Comisso, “Colloquio”.

Zalvend

Maar deze zalvende en jesuïtische woorden staan in schril contrast met wat Carlo Linati schrijft in zijn artikel “Italo Svevo, romanziere” in de Nuova Antologia van februari 1928: ‘Twee jaar geleden was ik te gast op een avond georganiseerd door een Milanese club van intellectuelen. Op een bepaald moment kwam er een jonge schrijver uit Parijs binnen, die ons langdurig onderhield over een diner ter ere van Pirandello, dat de Pen Club hem in naam van de Parijse schrijvers had aangeboden. De schrijver voegde er aan toe, dat hij over de moderne Italiaanse literatuur had gesproken met James Joyce, die hem zei: – Maar jullie Italianen hebben zonder het misschien te beseffen een groot prozaschrijver in huis. – Wie dan ? – Italo Svevo, uit Triëst.’

Linate zegt dat echt niemand die naam kende, evenmin als de jonge schrijver die met Joyce had gesproken. Montale slaagde er uiteindelijk in om een exemplaar van Senilità te ‘ontdekken’, waarna hij in Esame over de roman schreef.’

Dit is hoe de Italianen met ‘trots’ Svevo hebben ‘ontdekt’. Is dit puur toeval? Het lijkt er allerminst op, want bij Fiera Letteraria waren al eerder twee toevalligheden voorgevallen, namelijk de roman Gli Indifferenti van Moravia en Malagigi van Nino Savarese. Over hen sprak het tijdschrift pas toen ze door een literaire prijs werden gesignaleerd. In werkelijkheid geven deze lieden geen fluit om literatuur en poëzie, noch om kunst en cultuur, maar beoefenen zij het beroep van koster van de literatuur.

Aantekeningen bij Gramsci over Italo Svevo zijn ontdekking in Italië

  • Het socialistische tijdschrift Critica sociale werd in 1891 in Milaan opgericht door Filippo Turati. Van Italo Svevo publiceerde het tijdschrift in n° VII, 1897, pp. 334-336 het verhaal “La tribù”, Nederlands: “De stam”. Het lijkt erop dat Gramsci’s geheugen niet heel precies is, want behalve dit verhaal vind ik in de Svevo bibliografie geen verwijzingen naar andere publicaties in het tijdschrift van Turati.
  • Het tijdschrift La Fiera Letteraria werd opgericht in 1925 en behield deze naam tot 1929. In dat jaar werd het omgedoopt tot L’Italia Letteraria en bleef bestaan tot 1936.
  • Giovanni Comisso (1895-1969) was een schrijver en correspondent van Svevo.
  • Carlo Linati (1878-1949) publiceerde een dertigtal romans en bundels verhalen. Hij werkte mee aan verschillende literaire tijdschriften. Hij vertaalde enkele belangrijke auteurs uit het Engels, waaronder Stevenson, Joyce en Henry James. Met James Joyce was hij bevriend geraakt.
  • Het diner vond plaats in Parijs op 14 maart 1928.
  • De naam van de ‘jonge schrijver’ heb ik nog niet gevonden.
  • Nino Savarese (1882-1945) was een belangrijke Italiaanse schrijver tussen de twee wereldoorlogen. Hij schreef in een lyrische stijl.
  • Zie hier andere artikelen over Svevo in dit weblog.
  • En zie hier voor de Fondazione Gramsci in Rome.