De Romeinse begraafplaats Verano en Giuseppe Ungaretti

Dit stukje over de Romeinse begraafplaats Verano schreef ik op zondag 8 juli 2018. Ik heb het enigszins bewerkt en een paar opmerkingen over de onvergelijkbare Italiaanse dichter Giuseppe Ungaretti toegevoegd. En dat was weer aanleiding iets te zeggen over vertalen. Is deze post een ratjetoe?

Een impuls

Vanmorgen om kwart over acht trok ik het hek van de personeelsingang van het Colosseum achter mij dicht. Ik besloot ter plaatse om niet zoals altijd langs de Tiber, maar via de rondweg naar huis te rijden. Op deze route kom je langs de monumentale Romeinse begraafplaats Verano en ik bedacht dat het interessant zou zijn de tempel op de Joodse afdeling nog eens te fotograferen. Eind februari had ik voor een artikel over Giacometta Limentani al een serie opnamen gemaakt, maar dat was in de vroege namiddag. Nu was het nog ruim vóór negen uur en de zon was klimmende.

Na enkele foto’s van de kleine synagoge heb ik nog wat gewandeld. Deze omgeving neemt de innerlijke drang tot haast weg.

Zonnestraal

Zwervend langs de graven nam ik nog een paar foto’s. Een strakke zonnestraal, die door de hoge cypressen drong, trok mijn aandacht.

De Romeinse begraafplaats Verano en Giuseppe Ungaretti

Omgeven door schaduw schiep de zon een heldere lichtvlek. Mijn blik ging langs de linkse rij grafzerken en leek te verdwijnen in een onbereikbare verte. Op dat  moment schoot mij Giuseppe Ungaretti’s gedicht Ochtend uit 1917 te binnen. Dat is niet zomaar een gedicht, maar behoort tot de categorie verzen die de vorm aannemen van een latente gedachte. Ze blijft bij je en presenteert zich naar goeddunken. Op dat speciale moment schuift het je andere gedachten eenvoudig opzij. Er zijn niet veel gedichten met zo’n innerlijke kracht.

Mattina

M’illumino
d’immenso

Ochtend

Het onmetelijke
doet mij zien

Aan de vertaling van de titel kan ik mij niet vertillen, want Mattina betekent Ochtend. Anders ligt het met de twee verzen. Een letterlijke vertaling is ondenkbaar. Ik heb de volgorde omgedraaid en nog een werkwoord te hulp geroepen. Voor ‘immenso’ zijn een diverse mogelijkheden: immens, oneindig en onmetelijk. Lastiger is het wederkerige ‘m’illumino’, letterlijk ‘ik verlicht me’, in het eerste vers. Daarmee kan ik niet uit de voeten. Ik koos daarom voor het Nederlandse werkwoord ‘zien’ in de betekenis van begrijpen, van inzicht verwerven in een meer of minder complexe samenhang.

Een vertaling uit 2002

Er is een vertaling van Salvatore Cantore uit 2002. Hij vertaalt de titel ook met ‘Ochtend’, maar de twee verzen zet hij om als :

Ik verlicht me  ⁄  door het onmetelijke.

Dit is een letterlijke vertaling. Ik zou er niet voor kiezen, want ik ben geen voorstander van letterlijke vertalingen. Meestal komt de doeltaal – de taal waarin vertaald wordt – er bekaaid af.

In dit geval loopt het echter lelijk mis, want voor zover ik mij herinner, heeft het Nederlandse werkwoord ‘verlichten’ geen reflexieve vorm. Nu weet ik ook wel, dat poëzie niet gehouden is om de grammaticale regels trouw te volgen. Maar ik gaat het niet om een bewuste keuze.

Er is ook een Deutse vertaling:

Ich erleuchte mich / Am Unermesslichen.

Catullus: Odi et amo

Mijn vertaling vindt ik evenmin geslaagd en ik vraag mij af of er andere pogingen zijn gedaan. Op het moment dat de vraag bij mij opkwam, dacht ik De Romeinse begraafplaats Verano en Giuseppe Ungarettiweer aan het prachtige boekje dat de latinist en vertaler Vincent Hunink mij een paar jaar geleden cadeau deed. Patrick De Rynck verzamelde 50 vertalingen van de beroemde Carmen 85. Het maakte indruk al deze versies bij elkaar te zien. En het is leerzaam om ze met elkaar te vergelijken. Een rijkdom aan creativiteit en talenkennis in een keurig klein boekje bijeengebracht. Dat ik 50 versies van Ungaretti’s “Ochtend” bijeen kan brengen, lijkt uitgesloten.

Begraven op Verano

Overigens kreeg ook Giuseppe Ungaretti, die op 1 juni 1970 stierf in Milaan, op deze beroemde Romeinse dodenakker zijn laatste rustplaats.

Aantekeningen bij De Romeinse begraafplaats Verano

  • Zie van Giuseppe Ungaretti mijn stukje over het gedicht Soldaten.
  • Salvatore Cantore, De mooiste van Ungaretti. Lannoo: [z.p.], 2002, pp. 110-111. Dit is een tweetalige uitgave. De vertaler  liet zich bijstaan door de bekende  italianiste Dina Aristodemo. Hier een bespreking in Trouw.
  • Vincent Hunink (red.), Gaius Valerius Catullus, Odi et amo. Carmen 85: Een collectie van 50 vertalingen. Verzameld door Patrick De Rynck. Nijmegen: Carptim, 2017. Niet in de handel.

 

Joodse moestuin in Rome op de Aventijn – nu rozentuin

Joodse moestuin in Rome

Rozentuin

De keren dat ik de Gemeentelijke Rozentuin op de Aventijn bezocht, viel mij niets bijzonders op. Behalve de plaats. In deze schitterende tuin komt elk jaar in de maand mei een jury bijeen. Bij die gelegenheid bekronen experts de best bevonden nieuwe roos. De internationale wedstrijd “Premio Roma”, viert dit jaar (2010) zijn 68e editie. Van de 89 ingezonden nieuwe rozen kreeg de gele roos van de Japanse kweker Keisei de lauwerkrans. Wie van plan is Rome in het voorjaar te bezoeken, mag deze rozentuin (roseto) beslist niet overslaan. Lees hieronder verder over Een Joodse moestuin in Rome.

Joodse moestuin in Rome

Aangezien de woorden ‘Joodse moestuin’ in de titel van dit stukje voorkomen, zal ik de lezer niet langer afleiden. Ik wil het namelijk hebben over één van de twee voormalige Joodse begraafplaatsen in Rome. De eerste bevond zich buiten de Porta Portese en dus buiten de Aureliaanse muren. Dit was de oudste Joodse begraafplaats (Campus Iudaeorum) waarvan echter niets meer over is.

Het gaat mij hier echter om de tweede. Die ontstond later omdat uitbreiding noodzakelijk werd. Dit Joodse kerkhof kwam in het jaar 1645 op de Aventijn tot stand. De Joodse Broederschap  Chemilut chasadim,  “Confraternità della Carità e della Morte” kocht het terrein in 1645 met pauselijke dispensatie onder Innocentius X. Volgens de koopakte van 14 september 1645 bedroeg de koopsom 4100 scudi.

Joodse moestuin in Rome : op de Aventijn

Een negatieve bijnaam

Dan nog en opmerkelijk detail: de christelijke volksmond noemde de begraafplaats ook wel “ortaccio”. “Orto” is het Italiaanse woord voor een afgebakend stukje grond waarop men groente verbouwt. Juist, een moestuin. De negatieve woordvorm ‘ortaccio’ staat voor iets als ‘lelijke moestuin’.  Gangbaar was ook het woord ‘Campo’, veld, en het negatieve ‘Campaggio’.  In het Hebreeuws heet de Joodse begraafplaats Bet ha-chayim, Huis van het leven, of Huis van de levenden.

Joodse Moestuin in RomeDe begraafplaats op de Aventijn werd in de loop van de 18e eeuw (in 1728 en 1775) uitgebreid met aanliggende terreinen. Op het kaartje ziet men duidelijk het ‘Cimitero Israelitico’ – bij het getal 16. Maar in 1934 werden de stoffelijke resten en de grafzerken overgebracht naar de begraafplaats Verano.  En een flink deel van de graven werd geruimd. Hoewel de begraafplaats sinds 1645 heeft heeft gefunctioneerd, waren er na deze bijna 300 jaar maar weinig zerken te verhuizen. De reden daarvoor is eenvoudig te achterhalen: het pauselijk verbod uit 1625 om Joodse graven van uiterlijke kenmerken te voorzien werd pas in 1846 afgeschaft.

De twintigste eeuw

En zo komen we dan in de twintigste eeuw. De begraafplaats op de Aventijn diende plaats te maken voor de weg die – nog steeds – langs het Circus Maximus loopt. Het terrein moest daarom in 1934 aan de Gemeente Rome worden verkocht. In die tijd was Benito Mussolini aan het bewind. Het waren hoogtijdagen van fascistische regiem. De rassenwetten zouden pas enkele jaren later (1938) afgekondigd worden. In de bronnen die ik ken, wordt geen direct verband gelegd tussen de verplaatsing van de Joodse graven en het fascisme. De operatie had kennelijk geen andere dan urbanistische motieven.

Gedurende de oorlog werd het terrein werkelijk gebruikt als moestuin. Na de oorlog lag het enkele jaren braak. In 1950 kwam de Gemeente Rome met het plan er een rozentuin aan te leggen. De in 1931 op de Oppius gestichtte rozentuin was namelijk in de oorlog verwoest. Nu kwam men met het voorstel het terrein nabij het Circus Maximus voor dat doel te bestemmen. De Romeinse Joodse Gemeenschap ging accoord.

Historicus Attilio Milano

Volgens Attilio Milano (1907-1969), aan wiens boek Il Ghetto di Roma ik enkele van de bovenstaande notities ontleen, werd degene die tot 1934 in de gelegenheid was deze Joodse laatste rustplaats te bezoeken, ‘deelgenoot van de weldadige rust die heerste op deze plaats, die was  omringd door schilderachtige cipressen en vanwaar men een koninklijk uitzicht had op de Palatijn en op de Caelius’. (p. 267)

De hedendaagse bezoeker kan zich van de oorspronkelijke bestemming slechts een voorstelling maken door de vorm die de tuin kreeg. Hoe ? Welnu, de paden waartussen de rozenperken zijn gesitueerd, volgen het patroon van de armen van de Joodse Menoràh. Iets kan men er van zien op bovenstaande foto. Maar via Google Maps krijgt u echt een veel betere indruk. Tikt u het volgende adres maar in uw browser: “via di valle murcia roma”. Klik een aantal malen op + om het beeld te vergroten en u ziet de middenschacht en de zesarmige vorm vanzelf verschijnen.

Aantekeningen bij een Joodse moestuin in Rome

  • De foto waarmee het artikel opent dateert uit het einde van de negentiende eeuw.
  • Attilio Milano, Il Ghetto di Roma. Rome:  1988², pp. 259-267.
  • Een gids om de plaatsen te bezoeken waar Joden in de regio Latium verbleven, is Bice Migliau e Micaela Procaccia, Lazio Itinerari ebraici. I luoghi, la storia l’arte. Venezia: Marsilio, 1997.
  • Naar christelijk dictaat moesten de Joodse begraafplaatsen buiten de stadsmuren worden ingericht. Ze lagen extra muros volgens de term die hiervoor gangbaar is.