Fascisme volgens Emilio Gentile een synthese

De Italiaanse historicus Emilio Gentile besluit zijn boek Chi è fascista (Wie fascist is) met een Epiloog, die als titel heeft: ‘Wat is het fascisme: Een historische kaart’. Hij geeft daarin een samenvatting van dit aan tijd en plaats gebonden historische verschijnsel. In kort bestek somt hij de structurele kenmerken van het Italiaanse fascisme op. Hij onderscheidt daarbij drie dimensies: een organisatorische (1), een culturele (2) en een institutionele (3). De hieronder weergegeven tekst ‘Fascisme volgens Emilio Gentile een synthese’ is mijn deels beschrijvende en deels parafraserende versie van zijn tekst.

  1. De organisatorische dimensie

  • Het gaat hier om de sociale samenstelling, de organisatiestructuur en de strijdmethode van de partij. Het is een massabeweging die haar aanhangers uit alle lagen van de bevolking aan zich trekt. In de leidinggevende kaders domineren jonge mensen afkomstig uit de middenklasse. Het klassenbewustzijn heeft plaats gemaakt voor kameraadschap, die de basis is voor de vorming van de fascistische identiteit.
  • De missie van de aanhangers is de nationale regeneratie. Zij beschouwen zich in permanente oorlog met hun politieke tegenstanders. De strijdmethoden zijn agressief: terreur en intimidatie, maar ook taktisch optreden in het parlement en compromissen met de machtigen in de samenleving.
  • Het doel is de verwerving van de politieke macht en de vorming van een regiem dat aan de democratie een einde maakt.
  1. De culturele dimensie

  • Hier gaat het om de visie op de mens, de massa’s en de politiek, ofwel om het systeem van normen, waarden en doelen. Het mythische denken ligt ten grondslag aan deze levensvisie waarin het bestaan wordt opgevat als een uitdrukking van machtswil.
  • De mythe van de jeugd als de actoren van de geschiedenis. De militarisering van de politiek als individuele en collectieve  levensinvulling.
  • De basisbegrippen van deze Ideologie zijn pragmatisme en anti-ideologie, met een populistische en antikapitalistische oriëntatie. Levensvisies als   materialisme, individualisme, liberalisme, democratie en marxisme rigoreus afgewezen en actief bestreden.
  • De middelen voor culturele beïnvloeding en vorming zijn mythe, riten en de symboliek van een niet religieus geloof.
  • De massa’s worden gesocialiseerd en geacculturaliseerd tot het ideaal van de schepping van een ‘nieuwe mens’.
  • De totalitaire opvatting van de politiek als primaat. Het individu gaat op in een organische en mythische eenheid, beschouwd als een etnische  gemeenschap (= natie). Wie daarbuiten staat, wordt aangeduid als vijand van het regiem en vervolgd. Voor wie behoort tot een als minderwaardige beoordeeld ‘ras’, geldt hetzelfde.
  • Ethiek. De absolute onderschikking van het individu aan de Staat. Het individu is toegewijd aan de nationale gemeenschap en de discipline. Hij volgt het dictaat van de viriliteit en de kameraadschap, en is spiritueel voorbereid op en bereid tot het voeren van oorlog.

3. Institutionele dimensie

  • Betreft het complexe geheel van structuren en institutionele relaties die het fascisme kenmerken.
  • De beschikking over een politie apparaat dat de tot taak heeft oppositie en verzet te voorkomen, te controleren en met geweld te onderdrukken.
  • Eenheidspartij. Die heeft als functies: de verdediging van het regiem middels een gewapende militie; de selectie van nieuwe bestuurskaders en de ‘aristrocratie van het commando’; organisatie van de massa’s in de totalitaire Staat, door opvoeding tot permanente mobiliteit en emotionele betrokkenheid; binnen het regiem opereert de partij als orgaan van de ‘permanente revolutie’ en de actualisering van de mythe van de totalitaire Staat in de instituties, de maatschappij, de mentaliteit en gewoonten van de mensen.
  • Het politieke systeem is gebaseerd op een symbiose tussen het regiem en de Staat. De Staat is hiërarchies georganiseerd en gehoorzaamt aan een charismatische ‘leider’ die de personen benoemt en hun functies bepaalt.
  • Economie. Het productie-apparaat is georganiseerd in een corporatief systeem. Vrijheid vakbonden is afgeschaft. De invloed en controle van de Staat over de producerende lagen van de bevolking vergroot zich gaandeweg. Het privé-eigendom blijft gehandhaafd en de sociale klassen bestaan voort.
  • Buitenlandse politiek. Deze is gericht op de verwerving van macht. De oriëntatie is op nationale grootheid en imperialistische expansie, gestut door noties als ‘nieuwe beschaving’, ‘nieuwe mens’.

Toelichting bij Wie fascist is volgens de historicus Emilio Gentile

De korte zin ‘Wie fascist is’ werd al door Benedetto Croce gebruikt in de titel van een krantenartikel in het najaar van 1944. De historicus Gentile bespreekt en citeert Croce in zijn boek (p. 24). Er is echter een verschil. Het vraagteken in de titel van Croce ontbreekt bij Gentile. Bij hem gaat het om een mededelende zin. In zijn boek zet hij uiteen om wie het volgens hem gaat.

Sinds Croce zijn overwegingen schreef, heeft de qualificatie ‘fascist’ grote veranderingen ondergaan. In onze tijd verwijst de term niet meer naar een persoon met vrij nauwkeurig te duiden ideologische en morele overtuigingen, maar wordt gebruikt om tegenstanders met afschuw te kwalificeren en te denigreren. Een historische connotatie is daarbij gewoonlijk niet van belang.

Wie fascist is volgens historicus Emilio Gentile

Aantekeningen bij Fascisme volgens Emilio Gentile

  • Emilio Gentile, Chi è fascista. Bari: Editori Laterza 2019.
  • B. Croce, Chi è «fascista»?, in Giornale (di Napoli), 29 ottobre 1944. Later opgenomen in zijn boek Scritti e discorsi politici. bari: Laterza 1963, pp. 46-50.

 

Wapenstok wonderolie en fascisme in Italië

Vanaf 1919 veroverden de fascistische knokploegen steeds meer terrein.  Wapenstok en wonderolie waren twee van de instrumenten van een agressieve terreur die men inzette tegen politieke tegenstanders. Dezelfde zwarthemden bemanden de mars op Rome eind oktober 1922. Wapenstok wonderolie en fascisme waren onlosmakelijk verbonden bij de toeëigening van de politieke macht.

Begin 1923 slaagde de regering Mussolini er in de niet zelden onwillige ‘squadristi’ naar zijn hand te zetten. Zij werden opgenomen in een gewapende militie die direct onder zijn bevel stond.

Terreur en intimidatie

Het gebruik van ‘wonderolie’ – Olio di ricino – door de fascistische knokploegen (squadristi) tijdens de eerste jaren van de dictatuur diende om de politieke tegenstanders te vernederen. Zij noemden dit de ‘zuivering van de subversiveling’. Men dwong het slachtoffer een grote hoeveelheid wonderolie te drinken: zo’n driekwart liter. Die kreeg als gevolg daarvan onbedwingbare diaree aanvallen. De fascisten dwongen hem bovendien zijn broek aan te houden waarvan de pijpen werden dichtgebonden, zodat het slachtoffer zich van zijn ontlasting niet kon bevrijden. Vaak voerde men de actie uit in het openbaar. Was hij getrouwd dan gebeurde dit ook wel in het bijzijn van zijn echtgenote, wat de vernedering nog eens vergrootte. De symbolische boodschap was duidelijk: ‘de tegenstander doet het in zijn broek en is dus geen echte kerel’.

Berucht en vandaag nog niet vergeten, was de uitdrukking ‘manganello e olio di ricono’, ‘wapenstok en wonderolie’. Want behalve wonderolie gebruikten de knokploegen de wapenstok om hun tegenstanders af te ranselen. En de antifascisten die zich tegen de agressie en vernederingen poogden te verzetten, bekochten dit veelal met de dood.

Wapenstok, wonderolie en fascisme

RESULTATEN VAN DE WONDEROLIEKUUR
Voor de kuur – Tijdens de kuur – Na de kuur

Beschrijving van de propagandistische ansichtkaart: Een communist zwaait zijn rode vlag en vertrapt de Italiaanse. Een fascist komt toegerend. Hij heeft een wapenstok en een fles wonderolie, die hij leegt in de keel van de communist. Het werkt: de vroegere aardsvijanden zwaaien broederlijk de Italiaanse vlag met het wapen van het koningshuis Savoya.

Wonderolie in film

Twee Italiaanse regisseurs hebben wonderolie-scènes in hun films opgenomen. Federico Fellini in Amarcord (1973) en Dino Risi in Marcia su Roma (1962).

Fellini. Voor de scène in Amarcord zie hier. (Italiaans met Engelse ondertitels) In dit fragment zijn alle hierboven opgesomde denigrerende elementen aanwezig.

Risi. Voor de scène waarin de rechter de olie drinkt, zie hier (Franse ondertitels). De rechter had ooit de twee zwarthemden veroordeeld tot gevangenisstraf. Nu zij aan de macht zijn, slaan zij terug en dwingen hem wonderolie te drinken. Maar de rechter is hun intellectueel verre de baas, leest ze de les en wijst ze de deur. Regisseur Risi had bij het maken van zijn speelfilm de opzet de fascistische mars op Rome belachelijk te maken. Hij slaagde daarin zeer wel. Twee brillante Italiaanse acteurs in deze scène: Vittorio Gassman en Ugo Tognazzi.

Aantekeningen bij Wapenstok, wonderolie en fascisme

  • De knokploegen werden ‘squadristi’ genoemd. Ze ontstonden als ‘fasci di combattimento’. letterlijk: gevechtsbundels; ‘fascio’ = bundel, groep. kader.
  • Voor de film van Dino Risi klik hier voor deel I. (Italiaans)
  • Voor de film van Federico Fellini klik hier (compleet, Italiaans).
  • Zie: Mimmo Franzinelli, Squadristi. Protagonisti e tecniche della violenza fascista 1919-1922, Mondadori, Milano 2003. Herdruk Feltrinelli, Milaan 2019.

 

Biografieën van Benito Mussolini (1883-1945)

Biografieën van Benito Mussolini (1883-1945)Deze pagina biedt een overzicht van de gepubliceerde Biografieën van Benito Mussolini (1883-1945).
Om het werk van Renzo De Felice kan niemand heen, die zich in Mussolini wil verdiepen.

Het verzameld werk – Opera Omnia – van Mussolini verscheen in druk in 37 delen. Men kan alle delen ook op het internet vinden.

Biografieën van Benito Mussolini van vóór 1945

  1. Antonio Aniante. Mussolini, Paris: Grasset 1932. 276 pp.
  2. Antonio Beltramelli. L’uomo nuovo (Benito Mussolini). Milaan: Mondadori 1923. 370 pp. Nieuwe editie: 1940. [Hagiografische levensbeschrijving.]
  3. Yvon De Begnac. Vita di Benito Mussolini. 3 vols. Milaan: Mondadori 1936-1940. I: Alla scuola della rivoluzione antica (dalle origini dei Mussolini al dicembre 1904), 1936. II: La strada verso il popolo (dal gennaio 1905 al dicembre 1909), 1937. III: Tempo di attesa (dal gennaio 1910 al 24 maggio 1915), 1940. [Hagiografisch, maar belangrijk voor de documenten.]
  4. Torquato Nanni. Benito Mussolini. Florence: Libreria della Voce 1915. 24 pp.
  5. Giorgi Pini. Benito Mussolini: La sua vita fino ad oggi dalla strada al potere. Bologna: Cappelli, 1926. 136 pp.
  6. Margherita Sarfatti. Dux, Mondadori, Milano 1926. Foto kaft. Nieuwe editie: Rome: Adler 2020. [Geschreven met medewerking van Mussolini.]

Biografieën van Benito Mussolini van na 1945

  1. Giorgio Bocca, Mussolini socialfascista. Milaan: Garzanti 1983.
  2. Richard J. B. Bosworth, Mussolini. Un dittatore italiano. Milaan: Mondadori, 2005.
  3. A. Brissaud, Mussolini. Paris: Perrin 1983. 3 vols.
  4. Renzo De Felice. Mussolini, Einaudi, Torino. Deel 1. Il rivoluzionario (1883-1920), 1965; Deel 2. Il fascista, vol. 1, La conquista del potere 1921-1925, vol. 2, L’organizzazione dello Stato fascista (1925-1929), 1967; Deel 3. Il duce, vol. 1, Gli anni del consenso (1929-1936), 1974; vol. 2, Lo Stato totalitario (1936-1940),1981; Deel 4. L’alleato (1940-1945): Deel 5, L’Italia in guerra (1940-1943), vol. 1, Dalla guerra breve alla guerra lunga; vol. 2, Crisi e agonia del regime, 1990; Deel 5. La guerra civile (1943-1945), 1997.
  5. Dorso, G., Mussolini alla conquista del potere, Mondadori, Milano 1961.
  6. Fermi, L., Mussolini, Bompiani, Milano 1963.
  7. Giudice, G., Benito Mussolini…, UTET, Torino 1969.
  8. Hibbert, Christopher, Benito Mussolini. A Biography. London: Longmans, 1962. (Trad. it. Mussolini, Garzanti, Milano 1962).
  9. I. Kirkpatrick. Mussolini: Study of a Demagogue. London: Odham Books, 1964. (trad. it. Mussolini. Una biografia, Corbaccio, Milano 1981).
  10. Aurelio Lepre. Mussolini l’italiano. Il Duce nel mito e nella realtà. Milaan:  Mondadori 1995. 364 pp. Later diverse nieuwe edities.
  11. Sergio Luzzatto. Il corpo del duce. Turijn: Einaudi 1998.
  12. R. Mac Gregor-Hastie. The Day of the Lion, Coward-McCann, New York 1964.
  13. Mack Smith, D., Mussolini, Rizzoli, Milano 1981. Oorspr.: Mussolini, Weidenfeld & Nicholson, London 1981.
  14. Pierre Milza, Mussolini, Rome: Carocci editore, 2000. Oorspr. Mussolini. Paris: Fayard, 1999.
  15. Paolo Monelli, Mussolini piccolo borghese, Milano: Garzanti 1959.
  16. G. Pini en D. Susmel, Mussolini. L’uomo e l’opera, 4 voll. 1: Dal socialismo al fascismo (1883-1919); 2: Dal fascismo alla dittatura (1919-1925); 3: Dalla dittatura all’Impero (1925-1938); 4:  Dall’Impero alla Repubblica (1938-1945). Florence:  La Fenice 1963.
  17. G. Roux, Mussolini, Fayard, Paris 1960.
  18. A. Spinosa, Mussolini. Il fascino di un dittatore, Mondadori, Milano 1989.
  19. Hans Woller. Mussolini: Il primo fascista. Rome: Carocci editori 2018. Oorspr. Mussolini: Der erste Fascist.  München: Beck 2016.
  20. Remigio Zizzo. Mussolini: Duce si diventa. Santarcangelo di Romagna: RL Gruppo Editoriale 2010.

Aantekeningen bij Biografieën van Benito Mussolini

  • Voor een wikipediapagina (nl) klik hier.
  • Torquato Nanni, zie hier.