Carlo Ginzburg over geschiedenis en zichzelf

In de culturele bijlage La Lettura van zondag 21 november 2021 van het Italiaanse dagblad Corriere della Sera staat een mooi interview met Carlo Ginzburg over geschiedenis. Aanleiding voor het gesprek met Paolo De Stefano was het recente uitkomen van Ginzburgs essaybundel La lettera uccide, De letter doodt.

De journalist spreekt met de  historicus over onderwerpen als zijn werkwijze, historisch onderzoek en internet, de stand van zaken rond de microhistorie, zijn leermeesters, de filologie, zijn Joodse identiteit. Ik heb uit het lange interview drie thema’s gekozen, die ik hieronder in een Nederlandse vertaling weergeef.

Tegendraads lezen en afstand

De interviewer vraagt naar de betekenis van tegendraads lezen voor de geschiedenis. Ginzburg zegt, dat hij probeert

[…] de documenten te lezen tégen de bedoelingen in van degene die ze heeft geproduceerd. Dat verschilt niet veel van Walter Benjamins idee om in de historische getuigenissen naar de sporen van de verdrukking te zoeken. In mijn opstel “Onze woorden en die van hen” leg ik de nadruk op de afstand die bestaat tussen de categorie van de waarnemer, ofwel de onderzoeker, en die van de actors in het historische verleden. Door zich van deze afstand steeds bewust te zijn, vermijdt men twee valkuilen: die van empathie en die van de buiksprekerij.

Geschiedschrijving is autobiografie

Dit is een these van de beroemde Italiaanse antropoloog en historicus van de religie Ernesto De Martino.  Carlo Ginzburg wijst de stelling resoluut af. Hij zegt erover:

Natuurlijk zijn onze historische vragen gerelateerd  aan de tijd waarin we leven en wellicht ook op een specifieke manier aan ons eigen bestaan. Het doel van ons  onderzoek is echter ook dit uitgangspunt te controleren en te corrigeren. En bovendien is het van belang om met de actoren van het verleden een dialoog op gang te brengen. Van Croce heb ik geleerd afstand te nemen van dit biografisch reductionisme: tussen het leven en het werk is een verhouding, maar het is fundamenteel om een onderscheid tussen de twee te  maken. En dat geldt niet alleen voor schrijvers.

Volgens Benedetto Croce is alle ware geschiedenis contemporaine geschiedenis, werpt de interviewer tegen.

Ik heb de stelling van Croce opnieuw geformuleerd als volgt: alle geschiedenis is contemporaine geschiedenis want gebaseerd op de dialoog tussen de context van de waarnemer en die van de historische actoren. Toch kan men aan de opmerking van Croce twee kanten onderscheiden. De eerste is, dat elke ware geschiedenis zich voedt door de tijd van de schrijver van die geschiedenis. En deze these was zeer succesvol. Maar er is ook een tweede kant, namelijk een idealistische. Die werd direct opgepakt door Gentile. Zij stelling was: de act van het denken maakt het verleden tot heden. Zoals bekend, bestond tussen beide filosofen begin 20e eeuw een intense dialoog. Gentile vroeg Croce een stap verder te gaan.  Gentile zelf zette deze radicale stap in 1936 : het verleden bestaat niet, het bestaat alleen op het moment dat wij het denken. Een waanzinnige stelling.

Identiteit

De interviewer: in uw essay “Er bestaat geen katholieke God” schrijft u een nogal verrassende verklaring over uzelf, ze heeft iets weg van een bewijs van identiteit:

Ik ben joods, maar heb geen enkele religieuze opvoeding gehad. Ik ken (helaas) geen Hebreeuws. De vervolgingen, waaraan ik onuitwisbare herinneringen bewaar, maakte van mij, gedurende de oorlog, een Joods kind. De religies interesseren mij hevig […] Ik ben atheïst.

En Ginzburg becommentarieert zijn eigen woorden als volgt:

Dat essay ontstond uit een lezing. Mijn publiek bestond uit personen die mij niet kenden. Het doet me trouwens plezier, dat die verklaring uw verwondering oproept. Ik geloof dat iemand die schijft twee soorten voedsel moet vermijden: gebakken lucht en opgewarmde soep.

De verbazing van de interviewer zal iemand die enigszins thuis is in de geschiedenis van Sjoa niet snel overkomen. De nationaalsocialistische maatregelen veroorzaakten bij talloze Joden in Europa een heropleving van hun Joodse identiteit. Ook bij Joden in Nederland. De uitvinder van de microhistorie had kunnen verwijzen naar het verhaal van Etty Hillesum en haar familie. Zij schreef immers in haar dagboek dat zij zich deel voelde van haar volk. Dat was een herneming van de identiteit waarvan zij door een sterke acculturatie vervreemd was geraakt.

Carlo Ginzburg over geschiedenis en zichzelf
Leone Ginzburg met zijn zoontje Carlo

Aantekeningen bij Carlo Ginzburg over geschiedenis

  1. Van Ginzburg kan men in het Nederlands vijf boeken lezen. Zie de website van de KB voor bibliografische details. Chris van de Heijden schreef een recentie naar aanleiding van de publicatie van Omweg als methode, de Nederlandse vertaling van Miti, emblemi, spie, in 1989. Zie hier.
  2. In 2002 hield hij de Nexus lezing : Carlo Ginzburg, “Geografische breedte, slaven en de Bijbel. Een experiment in microgeschiedenis”. De lezing werd gepubliceerd in Nexus 35, 2003, 167-184. Klik hier voor het Nexus Instituut.
  3. Voor informatie over persoon en werk kan met het beste de Engelse wikipediapagina raadplegen. Zie hier.
  4. Carlo Ginzburg, La lettera uccide. Milaan: Adelphi, 2021. De titel is een expliciete verwijzing naar de Paulus, 2 Korinthiërs 3,6. ‘want de letter doodt, de Geest maakt levend’.
  5. Over enkele van de genoemde personages: Benedetto Croce, Giovanni Gentile, Ernesto De Martino (1908-1965).
  6. Zie in dit weblog tevens over Natalia Ginzburg, de moeder van de historicus. Klik hier en hier.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.