Etty Hillesum in Sezze op het toneel

Een zondagavond in de provincie

Op zondag 30 januari 2011 bracht men Etty Hillesum in Sezze op het toneel. De toneelgroep Le colonne zette het toneelstuk op de planken. Het provinciestadje Sezze ligt niet ver van Latina, halverwege tussen Rome en Napels, op een heuvel op 316 meter boven de zeespiegel. Sezze is beroemd om zijn artisjokken die je er op allerlei manieren kunt eten. De artisjok wordt ook in de traditionele Joodse Romeinse keuken bereid. Een bijzonder gerecht, maar dit terzijde.

De voorstelling werd gegeven in het kader van de herdenking van de bevrijding van Auschwitz. In het hele land vinden in de laatste week van januari elk jaar ontelbare bijeenkomsten plaats op scholen, in parochies, maar er zijn ook talloze toneel- en filmvoorstellingen. Teveel om op te noemen. Ook de Italiaanse radio en televisie besteden zeer veel aandacht aan deze gedenkwaardige dag.

Monologen

De toneelvoorstellingen die ik tot nu toe heb gezien waren monologen. Ik herinner mij de eerste uit de jaren tachtig die was geschreven en werd gespeeld door de Nederlandse regisseuse en actrice Annet Henneman uit Volterra. Zij presenteerde haar toneelstuk in 1989 op het toenmalige Nederlands Instituut te Rome.

In de jaren daarna heb ik minstens vijf of zes steeds nieuwe uitvoeringen van Italiaanse actrices bijgewoond. En ik heb er verschillende gemist omdat ze in steden als Turijn of Milaan werden opgevoerd en ik niet altijd in de gelegenheid was om op reis te gaan.

Nu dan Sezze. Gelukkig niet zo ver van huis. Een stadje op een heuvel. Net als de plaats waar ik woon, ook al is Sezze acht keer zo groot als Sant’Oreste met zijn drieduizend inwoners.

Kennismaking

Mij was gevraagd vooraf even langs te komen in de kleedkamer. Ik vond er de regisseur Giancarlo Loffarelli en de drie acteurs in een opgewekte stemming bijeen. Eerst iets over de regisseur die van het stuk tevens de auteur is. Geboren in 1961 begint de dramaturg en schrijver vanaf 1990 aan de weg te timmeren. Hij schrijft en regisseert een achttal stukken, wint enkele onderscheidingen en twee van zijn recente werken zijn vertaald in het Frans, Turks en Russisch. Zijn stuk over Aldo Moro (2008) werd zeer goed ontvangen.

In zijn jongste creatie “Etty Hillesum” speelt Loffarelli de rol van Julius Spier. Spier wordt in een positieve rol op de planken gebracht. Dat had ik nog niet eerder gezien. De rol van Etty Hillesum wordt met verve gespeeld door Marina Eianti. De andere twee acteurs, Luigina Ricci en Federico Ciarlo, nemen diverse personages voor hun rekening. Gevieren presenteren ze op effiënte en boeiende wijze het verhaal van Etty Hillesum. Loffarelli en Eianti bijna altijd in de rol van Spier en Hillesum.

De geschiedenis verteld

De historische context wordt door de vier acteurs gezamenlijk gepresenteerd. Zij trekken zich terug uit hun rol en ‘vertellen’ het gezin Hillesum, de jeugd van Etty, haar studie en haar liefdes in Amsterdam, de Duitse inval, de bezetting, de anti-Joodse maatregelen, de vervolgingen, de razzia’s, kamp Westerbork, de transporten, de revue, de deportatie… En binnen dit kader worden dan de relaties Hillesum-Spier, Hillesum-Wegerif, Hillesum-anderen aan de orde gesteld en uitgewerkt. Opmerkelijk vond ik de scène waarin een confrontatie tussen Werner Sterzenbach en Etty Hillesum over het onderwerp vluchten en onderduiken tot stand komt. Bijzonder indrukwekkend was de scène waarin de passage in de brief van 24 augustus 1943 wordt uitgebeeld waarin Etty Hillesum de stervende man beschrijft die sjeimes zegt over zichzelf (Etty. De nagelaten geschriften, 693). De vier acteurs reciteerden in koor het gebed, in het hebreeuws en in het Italiaans.

Geen decor

Er was geen decor, de acteurs stond alleen de plankenvloer van het toneel ter beschikking. Hun attributen waren beperkt tot elk een koffer die bij wijlen werd gebruikt om op te zitten. Op een bepaald moment – iets over de helft van

Kort nadat de acteurs de gevangeniskleren hebben aangetrokken.

de speeltijd – hebben de acteurs zich op het toneel omgekleed. De acteurs dragen nu gestreepte gevangeniskleding gestoken. Met een gele ster. Een gewaagde stap. We weten immers dat de geïnterneerden in kamp Westerbork hun burgerkleding droegen.

Gaandeweg bleek dat de tekst niet alleen debet was aan de Italiaanse vertalingen van Het verstoorde leven en de brieven uit de Balans editie van 1986 (Brieven 1942-1943), maar dat de auteur ook een aantal noties uit andere teksten heeft verwerkt. Voor de muziek heeft hij zich niet beperkt tot Telemann, maar bij de scènes over het theater in Westerbork stukjes Duitse cabaretmuziek laten horen.

Educatieve waarde

Het stuk “Etty Hillesum” heeft zonder twijfel de educatieve waarde die nodig is om de weg naar een serie optredens voor middelbare scholieren te vinden. Onder de ongeveer 200 toeschouwers die de voorstelling zondagavond bijwoonden, zal het aantal mensen dat Hillesums dagboek had gelezen niet groot zijn geweest. Ik ben er echter zeker van dat het stuk zoals het door de toneelgroep Le colonne op de planken is gezet, het verhaal van Etty Hillesum en het lot van haar volk in hun geheugen heeft gegrift.

De slotscène.

Kortom, een mooie en rijke voorstelling, met liefde, zorg en toewijding gespeeld, met een sterk ritme en een coherent verhaal, getooid door slechts enkele visuele elementen en bijna volledig toegesneden op het woord. Mij dunkt dat Loffarelli Etty Hillesums totale liefde voor het geschreven en het gesproken woord in zijn theatrale versie volledig tot haar recht heeft laten komen. En daarvoor dank.

Aantekening

  • De toneelgroep heeft een website (in het Italiaans)
  • Voor Annet Henneman zie de website.

Etty Hillesum en de jonge Stalin

Over het thema Etty Hillesum en de jonge Stalin heeft nog niemand een opstel geschreven. Wat volgt is niet meer dan een eerste verkenning.

Een telefoontje

In oktober 2010 ontving ik een email van een Italiaanse historicus van de fotografie. Hij vroeg of ik wist wie de drie heren waren wier portretten Etty Hillesum op de muur van haar kamer in de Gabriël Metsustraat had bevestigd.

Etty Hillesum en de jonge Stalin

Dit is een van de twee ons bekende foto’s van Etty Hillesum in  haar kamer. Waarschijnlijk te dateren in 1937. Op deze foto staan in totaal vijf portretten van mannen afgebeeld: drie aan de wand en twee ingelijst op de tafel naast de rechterarm van Etty Hillesum. Het staat nu vast dat de heer met de baard en de geblokte (?) sjaal de jonge Stalin is. Wie de andere vier heren zijn is mij onbekend. Heel lang heb ik gedacht dat het derde portret van boven de dichter Rainer Maria Rilke voorstelde, maar na vergelijking met andere foto’s van Rilke lijkt het mij erg onwaarschijnlijk. De jacht op de identiteiten van de mannen aan de muur is geopend.

Foto’s van de jonge Stalin

Etty Hillesum en de jonge Stalin

De twee  signalementfoto’s werden hierboven werden gemaakt bij zijn arrestatie in 1902. Beide foto’s werden mij opgestuurd door Pino Blasone, die ik voor deze interessante vaststelling hartelijk dank. Hij gaf mij ook de bron: het boek uit 2007 van Simon Sebag Montefiore over de jonge Stalin, vertaald in het Italiaans in 2010. Ik kende het boek van Montefiore niet. Vorige week kreeg ik eindelijk de vertaling in handen en kon vaststellen dat Blasone gelijk had. Eind oktober had ik de foto’s overigens ook al op het internet gevonden. Bovendien staat een van de foto’s op het omslag van het boek van Montefiore. De precieze datering van de foto’s is niet zo eenvoudig. Het zou ook 1906 kunnen zijn.

Etty Hillesum over de jonge Stalin

Etty Hillesum schrijft in haar dagboek over Stalin op 10 juli 1942, hem op één lijn stellend met Hitler: “De ene keer is het een Hitler en de andere keer voor mijn part Iwan de Verschrikkelijke”. Kunnen we uit deze zin opmaken dat zij zich over de ware aard van Stalin geen illusies maakte? De Stalin van de foto in haar studeerkamer is 24 jaar oud. Hij bracht zijn tijd door met het organiseren van overvallen – waaraan hij zelf trouwns niet of zelden deelnam – om geld bijeen te brengen voor Lenin. Montefiore noemt Stalin in zijn boek een gangster. Het verhaal van de jonge Stalin moge dan niet zo bekend zijn, iedereen weet bij benadering wat hij op latere leeftijd heeft uitgespookt.

Waarom deze foto?

Waarom had Etty Hillesum een jeugdfoto van de ‘gangster’ schuin boven een portret van haar lievelingsdichter Rilke had opgeprikt? Wie naar een antwoord zoekt, dient allereerst met het historische tijdsbestek rekening te houden. In de jaren dertig waren velen in West Europa enthousiast over de ontwikkelingen in het nieuwe Rusland. Talloze journalisten en schrijvers reisden naar het land en publiceerden hun bevindingen. Ook de Nederlandse journalist Philip Mechanicus maakte in het begin in het begin van de jaren dertig een viertal reizen naar de Sovjet Unie (1929, 1931, 1932 en 1934) en rapporteerde over zijn ervaringen en waarnemingen in het Algemeen Handelsblad. Hij werd echter allengs kritischer en een visum voor zijn voorgenomen vijfde reis werd hem geweigerd.

Etty Hillesum zou met Mechanicus in de zomer van 1943 in kamp Westerbork bevriend raken. Rusland zal ongetijfeld onderwerp van gesprek zijn geweest, ook al omdat beiden de taal beheersten. In het Westerbork-dagboek van Mechanicus komt het thema Rusland regelmatig ter sprake.

Wat nu te zeggen over deze foto in verband met Hillesum? Weinig naar mijn gevoel. Het heeft niet zoveel zin te gissen naar wat Hillesum over Stalin dacht; in haar dagboeken en brieven treffen we niets aan waarop we onze oordelen zouden kunnen baseren. De enige voorzichtige conclusie kan zijn, dat Hillesum voor de gang van zaken in Rusland een grote belangstelling had en niet vooringenomen was. Met vragen over het Rusland van voor 1917 kon zij bij haar moeder terecht, die had immers aan den lijve ondervonden hoe de Tsaren over de joden dachten.

Aantekeningen bij Etty Hillesum en de jonge Stalin

  • Simon Sebag Montefiore, The Young Stalin . Een Nederlandse vertaling verscheen in 2007: Stalins jeugdjaren. Van rebel tot rode tsaar.
  • Philip Mechanicus, Dagboek uit Westerbork, Amsterdam: Van Gennep, 1964.

Bijgewerkt op 2 november 2020

 

Giorgio Voghera over Palestina: een verhaal

Giorgio Voghera: de aanleiding

Giorgio Voghera over Palestina: een verhaal. Kortgeleden heb ik een boek ter hand genomen dat ik in 1990 voor het eerst had gelezen. Er was toen een goede  reden om mij in Quaderno d’Israele van Giorgio Voghero te verdiepen, namelijk in verband met het Etty Hillesum Seminar dat ik in 1988 in Rome had georganiseerd. Eén van de Italiaanse deelnemers, de hoogleraar vergelijkende literatuur Fabio Russo, vergeleek enkele thema’s in het werk van deze auteur met thema’s in Hillesums werk. Het was een mooie lezing, maar Voghera’s boek vond ik toen niet bijster interessant.

Ik heb het boek – je zou de titel kunnen vertalen met: Israëlcahier – de afgelopen maand herlezen, dus twintig jaar later. En dat was niet toevallig, aangezien ik naspeuringen doe over de Palestina-reis van Philip Mechanicus, die begin mei 1933 in Triëst op de boot naar het Beloofde Land stapte. In de literatuur dook de naam Voghera op. Zo vond ik opnieuw de weg naar zijn roman uit 1967.

De roman van Voghera

Maar nu over Voghera’s roman. Een roman? Ja en nee. Voghera beschrijft de periode 1938-1947 die hij heeft doorgebracht in Palestina. Hij belandde er dus vijf jaar na Mechanicus, die er overigens slechts drie weken was gebleven. Hij vluchtte kort voor de afkondiging van de antisemitische wetgeving (1938) onder de fascistische dictatuur van Mussolini. Voghero had de bui zien hangen en besloot tijdig zich in te schepen.

Zionisme

Dit bijzondere boek – een soort journaal in de vorm van een roman – zag het licht in 1967. Voghera had zijn tekst in het Hebreeuws geschreven en zelf in het Italiaans vertaald. Daarbij geholpen door zijn vader Guido. De keuze voor de vorm en zijn lange twijfelen voor hij tot publicatie overging, verantwoordt Voghera als volgt. Hij wilde de al wat ouder geworden zionisten niet voor het hoofd stoten, en bovendien wilde hij niet dat iemand zich in zekere romanpersonages zou kunnen of willen herkennen of zou worden herkend. Vandaar dat verwijzingen naar zaken en personen ontbreken.

Naar mijn gevoel valt het met die kritiek op de zionistische beweging erg mee. De auteur getuigt wèl van inzicht als hij duidelijk maakt dat deze faktor niet moet worden onderschat. Nederlanders  weten immers, dat Jacob Israël de Haan, die net als Philip Mechanicus in het Algemeen Handelsblad over Palestina schreef (1919-1924), zijn kritiek op het zionisme met de dood heeft moeten bekopen. Hij werd in 1924 vermoord.

De schrijver Voghera

Voghera beschrijft in eenentwintig hoofdstukken zijn ervaringen in de kibboets. De verteller in deze autobiografische roman is de auteur zelf, en van zijn wereldbeeld maakt hij geen geheim: Jood, socialist, cosmopoliet (immers opgegroeid in Triëst) en niet religieus. Bovendien heeft hij een pessimistische visie op mens en wereld. Zijn reflexies over en zijn beschrijvingen van het leven in de kolonie moeten tegen deze achtergrond worden gelezen. Nog een overweging voor ik het verhaal vertel over de twee personen wier namen in de titel van dit stukje staan. De episode van Esther en Jozua rust op een kernmotief van de Joodse spiritualiteit: de ontembare hang naar de waarheid. Hieraan moet worden toegevoegd het motief ‘interioriteit’ en het voelbaar aanwezige ethische engagement. Gedrieën vormen zij het fundament van het Israëlcahier. (Maar daarop kom ik in de nabije toekomst nog terug.)

Het verhaal

Voghera vertelt over de Turkse verloofden Esther en Jozua in hoofdstuk 18. De twee jonggeliefden  kwamen in de kolonie in afwachting van het gereedkomen van hun huis in Tel-Aviv waar ze na hun huwelijksvoltrekking zouden intrekken. Jozua was vaak afwezig: hij had zaken te regelen in de stad. De wat verlegen en stille Esther bleef in de kolonie waar ze in de keuken was ingedeeld. Een moederlijk type en erg religieus, ze droeg bijvoorbeeld jurken en niet de korte broeken waarin de andere meisjes rondliepen. De stellen die geen eigen tent of kamer hadden gingen ’s avonds op zoek naar een plekje in de tuin; Esther en Jozua bleven praten in een hoek van de eetzaal.

Aan dit prille geluk kwam een einde door de dood van Jozua. De ware toedracht van het ongeluk werd nooit opgehelderd, maar het praatje ging dat hij was omgekomen door de ontploffing van de bom die hij zelf aan het prepareren was. Voghera schrijft dat hij dit gerucht niet geloofwaardig achtte, omdat rechtse elementen uit de socialistische kibboetsen werden geweerd. Hij voegt echter direct een sterk element van twijfel toe als hij schrijft dat de leiding van de kibboets wellicht niet van Jozua’s achtergrond op de hoogte was.

Esther verliet na de tragedie direct de kibboets, maar keerde enkele maanden later terug om zich stabiel in de kolonie te vestigen. Ze leek veranderd, was ondernemend en doortastend geworden. Nieuwe taken nam zij op zich, waaronder de eerste beginselen van de militaire instructie van de meisjes op school. Verder nam zij het het met de Joodse voedselwetten minder nauw; en de attenties van een jongeman in de kolonie wees ze niet af.

Esther over haar Jozua

Toch was ze haar Jozua niet vergeten. Dat bleek uit een gesprek met haar vriendin dat door de verteller ‘ongewild’ werd afgeluisterd. De vriendin beklemtoonde dat ze Jozua moest vergeten en aan haar toekomst denken. Dan vertelt Esther dat zij en Jozua in de drie maanden voor zij in de kolonie kwamen minnaars waren geweest. Zij wilde dat niet, maar werd door haar geliefde op zachte maar besliste wijze overtuigd. Zij voelde dat zij voor hem een offer bracht. Vanuit haar religieuze optiek kwam het haar voor als een Goddelijk straf die haar trof, niet hem.

En ze vertelt verder: in zijn nabijheid verkeren, luisteren naar zijn woorden, ervaren hoe goed hij haar begreep, van zijn attenties genieten, dat alles was van een paradijsachtige heerlijkheid. En hoe scherp wist hij anderen niet te doorgronden, en met welk een oneindige goedheid deed hij dat. Het waren tenslotte deze goedheid en opofferingsgezindheid, die hem noodlottig zijn geworden. Op dit punt aangekomen onderbreekt de verteller zijn verslag. Hij wil de lezer voorbereiden op de laatste zin die Esther haar vriendin ter overweging geeft. Die zin bezorgt hem de koude rillingen. Esther zegt over haar geliefde Jozua:

Het is misschien beter zo, ik bedoel, dat hij dood is. Hij was voor deze wereld veel te goed en zou verschrikkelijk hebben moeten lijden.

Voghera sluit met deze woorden het hoofdstuk af. Aan de lezer het oordeel.

Zie ook de post over Voghera: Een vergeten moralist

Aantekeningen bij Giorgio Voghera over Palestinal

  • Giorgio Voghera, Quaderno d’Israele, Edizioni Studio Tesi, Pordenone 1986 (11967, 21980).
  • Fabio Russo’s bijdrage heb ik later opgenomen in de bundel L’esperienza dell’Altro. Studi su Etty Hillesum, a cura di Gerrit Van Oord, Apeiron Editori, Sant’Oreste, 1990. Quaderno, pp. 203-206.
  • De reportages werden gebundeld in Een volk bouwt zijn huis. Palestijnse reisschetsen, uitgegeven door het Algemeen Handelsblad in oktober 1933.
  • Deze feuilletons kunnen worden geraadpleegd op www.dbnl.nl