De Romeinse katten van Hermans, een verhaal uit 1956

Onbegrensde kattenliefde

Dit stukje gaat over de Romeinse katten van Hermans (1921-1995). Willem Frederik Hermans hield van katten. Deze liefde was geen capriccio, geen gril, maar een constante in het bestaan van de schrijver en zijn vrouw Emmy. Maar liefde voor levende wezens geeft nogal eens aanleiding tot opmerkelijk gedrag. Zeker bij mensen. We lezen dat Hermans in een zomerse nacht in het jaar 1955 door Rome dwaalde. Onder zijn arm had hij een oude krant met een maaltje sardines. Hij was op weg naar de katten die in de basiliek van Maxentius woonden. Een onweerstaanbare feliene liefde dreef de 34-jarige schrijver de duisternis in. De tocht toonde aan dat zijn liefde en zorg niet beperkt bleven tot zijn eigen katten, maar zich ook uitstrekten tot de verkommerde Romeinse. Leed Willem Frederik Hermans aan feliene empathie?

Ik koos uit het verhaal de passages die van zijn nachtelijke expeditie getuigen.

De katten van Rome

In donkere spleten en gangen bewegen soms schimmen.

Wie een poosje blijft staan bij een van de hekken die de valleien waarin de ruïnes staan, afsluiten, ziet hoe telkens een stuk vuil de gedaante aanneemt van een kat. Deze oude puinhopen zitten vol katten: rode katten, zwarte, vuilwitte, cyperse. Katten met huidziekten, katten met uitpuilende buiken, katten zonder staart, katten op drie poten, katten zonder oren, katten met zwerende ogen, oude katten, stervende katten en kleine katten die zich, drie of vier tegen elkaar aan, liggen te zonnen op een gebarsten brok marmer.

Waar leven zij van in deze meestal dorre woestenijen, waar vogels geen reden hebben neer te strijken?

[…] Maar de katten in Rome kunnen zelfs geen drinken vinden tussen hun omgevallen antieke zuilen.

’s Nachts om twee uur is Rome uitgestorven. De dofrode gebouwen staan als nachtmerries in het natriumlicht. Ik heb ’s nachts uren lang rondgelopen. Een oude krant met sardines had ik bij mij. De katten lopen dan in troepen over de straten. Er zijn in Rome overal drinkbakken, gemaakt van oude marmeren doodkisten, waar voortdurend een dun straaltje water in valt en daardoor altijd overlopen. Uit de plassen die zich er omheen vormen, komen de katten drinken. Zij zijn erg schuw. Het is mij niet dikwijls gelukt er een te aaien. Hun vel voelt vreemd aan, ruw, stoffig, kleverig. Eerder het vel van een vuile hond dan van een kat. Ja, de katten in Rome zijn zo verkommerd, zo uitgedroogd, dat zij zich zelfs niet meer kunnen wassen.

Iets meer over Hermans’ verhaal

Het stukje verscheen voor het eerst op 18 februari 1956 in het dagblad Het Vrije Volk. Hier het knipsel in Delpher. In de titel stond toen nog het woord ‘verkommerde’ en luidde: ‘De verkommerde katten van Rome’, maar in latere herdrukken heeft Hermans dit Het verhaal van Willem Frederik Hermans over de Romeinse katten is dit boekjeadjectief geschrapt. De Leidsche emeritus hoogleraar en Hermans-biograaf Willem Otterspeer nam ‘De katten van Rome’ op in het elegant uitgegeven boekje De geur van een pasgestoomde deken. De beste kattenstukken. Deze door Otterspeer geredigeerde bundel bevat nog meer kattenverhalen: De kat Kilo; De poes van Lenin; De dood in Dublin; verder een keuze uit zijn bijdragen aan de terecht beroemde  Poezenkrant; het essay De liefde tussen mens en kat, en het interview met Maria Roskam Abbing. Otterspeer leidt het boekje mooi in met een flink aantal wetenswaardigheden over Hermans’ leven met katten en poezen. Laat het toch niet ongelezen!

Aantekeningen bij De Romeinse katten van Hermans, een verhaal uit 1956

  • Eerste publicatie in Het vrije volk Democratisch-socialistisch dagblad, 18-02-1956. Voorpagina. Rubriek VRIJ SPEL.
  • Een herdruk met de titel ‘De katten van Rome’ werd opgenomen in Het sadistische universum, Amsterdam: De Bezige Bij, 19729, 137-138. Eerste druk 1964.
  • Willem Frederik Hermans, De geur van een pasgestoomde deken. De beste kattenstukken. Ingeleid door Willem Otterspeer, Amsterdam: De Bezige Bij, 2009. pp. 47-50.

 

 

Mijn kater Max 2000-2017

Wegvallende vrienden

Wat volgde op het overlijden van Mijn kater Max 2000-2017 was een herinnering. Deze. Het was een avond aan het begin van deze nieuwe eeuw, tijdens een gespek bij hem thuis. Mijn vader merkte op dat aan het gezond oud worden een erg vervelend nadeel kleefde. Hij doelde op het wegvallen van de mensen van zijn generatie. Dat ontnam hem de mogelijkheid om met hen het gezamenlijk verleden te delen. Het hield hem bijna dagelijks bezig, zei hij, en voegde er aan toe dat het praten over je eigen verleden met iemand die was opgegroeid in de dezelfde tijd en omgeving héél iets anders was dan aan je kleinkinderen vertellen hoe een bepaalde gebeurtenis “in opa’s jeugd” zich had afgespeeld.

Diverse jaren na zijn dood heb ik pas doorzien wat er in zijn redenering stak. Ik begreep bij voorbeeld, dat een kleinkind, hoe belangstellend het zich in het gunstigste geval ook toont, de discontinuïteit belichaamt. En verder dat elk overlijden van één van mijn vaders leeftijdsgenoten een onheelbare breuk veroorzaakte. Het betekende voor hem het definitieve verlies van wéér een gesprekspartner. Verlies dat de voorraad in het magazijn der eenzaamheid aanvulde. Hij bezocht niettemin trouw de begrafenisplechtigheden van zijn één voor één overleden vrienden, kennissen en familieleden, die hem. zo zei hij, voor waren gegaan.

Woensdagmorgen 14 juni 2017

Mijn kater Max (2000-2017)
Max in 2015.

Zijn bespiegelingen speelden mij weer door het hoofd in de dagen na het overlijden van mijn tweede en laatste huisgenoot-viervoeter kater Max. Hij stierf op woensdagmorgen 14 juni 2017 bij het aanbreken van de dag. Daarmee kwam er een eind aan zeventien jaar gezelschap, waarvan toewijding en vertrouwen, plezier en communicatie de belangrijkste bestanddelen waren.

Gewoonlijk passen deze elementen in een goede verhouding tussen het dier en de mens die hun lot aan elkaar hebben verbonden. Wellicht trad het element van de ‘communicatie’ bij kater Max meer dan gebruikelijk op de voorgrond. Een dierenarts zei ons – eind 2000 bij zijn sterilisatie – dat hij behoorde tot de ‘pratertjes’, die naar haar mening niet zo dik gezaaid zijn. Zij ried ons aan deze aanleg te stimuleren. Wij volgden haar advies op en de beloning bleef niet uit: Max groeide op tot een kater die te pas en te onpas zijn bekje open deed. Tot wederzijds genoegen, dat spreekt.

Drie huisgenoten vertrokken: twee geliefde dieren overleden en één geliefd mens verhuisde naar elders. Daardoor mankeren de samenspraak en het genot van het gedeeld verleden.

De poes van Jac van Looy

De kunstenaar en schrijver Jac. van Looy geeft zijn personage bij het begin van zijn verhaal ‘De dood van mijn poes’ (1889) deze gedachten in:

Waar zat zo’n beest anders zo lang, en nu juist, nu ik haar bij me hebben wou, nu ’k me zo alleen voelde, zij zo vroolijk met haar gespeel; nu ik haar eigenwijs wel zou willen zien rondlopen over mijn zolder, of onhoorbaar van haar nest op de luie stoel naar me komen zien aanzetten, de geringde staart hoog dragend, als een pluim ijdelheid die ze genoegelijk boven zichzelf opstak. […] kijk: zo zou ik haar weer willen zien liggen nu, op de rosse vloer van oud plankenhout, in weelderig uitgerek, net doende zo, als een miniatuur van een koningstijger op een rode rots die zich heet stooft, geslagen liggend door ’t zat vreten, vuurkijkend nog uit de zwarte ringen van zijn geweldige kauwkop en die gaapt en rekt en knipoogt naar de zon.

Van Looys poes komt terug naar het atelier, maar het loopt toch slecht met haar af. U vindt hier het complete verhaal.

Oh ja, mijn vader meende oprecht, dat het geregeld ophalen van herinneringen aan wat je samen hebt beleefd, je uiterste best doen om zoveel mogelijk details boven water te krijgen, ondanks de verklaarde onbetrouwbaarheid van het menselijk geheugen, de dood bij hem uit het laantje hield. Ik meen dat hij er niet ver naast zat.

Mijn goede kater Max heb ik dezelfde woensdag even voor zonsondergang achter de grote loods begraven. Een plaatsje op loopafstand, minder dan honderd meter van mijn huis. Af en toe ga ik er langs en leg er een steentje bij.

Aantekeningen bij Mijn kater Max 2000-2017

  • Zie hier over Mijn kater Paul 1999-2016.

Bijgewerkt in maart 2021.

 

Mijn kater Paul 1999-2016 ten afscheid

Het verlies van ‘mijn’

In de titel van deze post Mijn kater Paul 1999-2016 is het woordje ‘mijn’ niet geheel correct. Tot zaterdag 21 december 2013 gold nog het bezittelijk voornaamwoord ‘onze’. Daarna was ‘mijn’ op zijn plaats. Op die uitzonderlijke zaterdag verliet het levende wezen waarop ik het meest gesteld was (en ben) mijn huis. Op die dag veranderde het getal van alle bezittelijke voornaamwoorden die mij ter harte gingen. Het meervoud werd enkelvoud.  Wat een wonderlijke dag, die 21ste december van 2013.

AangelopenMijn kater Paul 1999-2016

Wanneer kater Paultje werd geboren, is niet bekend. Door de honger gedreven, had hij in het voorjaar van 1999, op enkele meters afstand van de deur van het kantoor van onze uitgeverij, timide miauwend de aandacht getrokken. Dit was Paul ten poten uit: een slim mengsel van verlegen- en bescheidenheid die hij vooral ten opzichte van de eerste bewoner van dit huis in stelling bracht. Kater Max was direct gecharmeerd van deze soortgenoot, wiens vacht dezelfde kleuren had. Het was waarachtig gedeelde sympathie. Dat hielp om de adoptie vlotjes te laten verlopen. Een serene kattenvriendschap kwam tot stand. Tot de dood – in dit geval – hen scheidde.

Samenzijn

Ons samenzijn heeft een kattenleven lang geduurd.

Mijn kater Paul 1999-2016
29 oktober 2015

Paul werd daags na opname in ons gezin vernoemd naar de Zwitserse kunstenaar Paul Klee. Tegen de verwachting in was het niet de schilderkunst die hem boeide.  Hij zag meer in de kunst van het autobiografisch schrijven, dat hij als object van studie en rustplaats koos.  Het motto van de Zwitser, dat kunst niet het zichtbare weergeeft, maar zichtbaar maakt, achtte ook de santorestese Paul als uitgangspunt voor de studie van dagboeken van belang.

Op vrijdagavond 20 mei 2016 om kwart voor acht is Paul voorgoed ingeslapen.

Mijn kater Paul 1999-2016
Het graf van Paul

Op zondag 22 mei heeft Paul na 17 jaren zijn laatste rustplaats bereikt.

Hij was de waarheidsgetrouwe onschuld zelve. Onbaatzuchtig gaf hij zijn liefde aan allen die hem omringden, zonder voorkeur voor vier- of tweevoeters. Hij was in mijn lege huis het zonnetje.

Dag Paul!

Aantekeningen bij Mijn kater Paul 1999-2016 ten afscheid

  • Zie hier voor Mijn kater Max 2000-2017
  • Bijgewerkt eind maart 2021