Corrado Govoni Italiaanse dichter en schrijver

Biografisch

Corrado Govoni Italiaanse dichter en later in zijn leven ook schrijver van Corrado Govoni Italiaanse dichter en schrijverromans en toneel, werd in 1884 geboren in een bemiddelde boerenfamilie in het gehucht Tàmara. Het dorp bevindt zich op twintig kilometer ten oosten van Ferrara. In 1914 verkocht hij de geërfde boerderij en trok naar Milaan. Vanaf 1917 woonde hij in Rome. En vanaf 1960 tot aan het einde van zijn leven aan zee,  in het dorp Lido dei Pini. Het bevindt zich op ongeveer 55 km ten zuiden van Rome. Hij stierf in 1965 in het naburige Anzio.

Fascisme

Cultureel en economisch ontheemd vond hij na de eerste wereldoorlog een kantoorbaan om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien en een gezin te stichten. Tijdens het Fascisme stelde hij zijn capaciteiten van schrijver in dienst van de propaganda van het regiem. Zijn zoon Aladino koos echter voor het tegenovergestelde kamp en nam deel aan het Romeinse verzet. Hij was actief in de groep Bandiera Rossa Roma (Rode Vlag Rome). Hij was onder de 335 slachtoffers van de beruchte vergeldingsactie van de Duitse bezetter. Die vond plaats in de Ardeatijnse grotten te Rome, in maart 1944.

Vroeg werk

In 1903 publiceerde Govoni twee dichtbundels, in 1905 en 1907 de derde en vierde. In deze bundels is de invloed van auteurs als Maeterlinck en Rodenback goed merkbaar, zowel in de woordkeus als de beelden. Hij onderging invloed van het Symbolisme en nam volop deel aan het Futurisme. Kenmerkend zijn in deze fase de  opsommingen, de lijstjes, de symmetrie en de anafoor. Het zijn de typische kenmerken die werden gedeeld door de zogenaamde ‘crepuscolari’, in het Nederlands ‘schemerdichters’ genoemd. Govoni wordt dan ook gerekend tot de eerste generatie van de Crepuscolari, de Schemerdichters. Klik hier voor informatie over deze literaire beweging.

Vertalingen in het Nederlands

  • C. Budding vertaalde voor het Italiënummer van De Gids (Jrg. 114, p. 243) een gedicht van Govoni dat als titel kreeg: Verlaten straat. Zie hier voor het gedicht en de merkwaadige verwikkelingen ermee.
  • Catharina Ypes vertaalde van Govoni het gedicht La trombettina, Het trompetje, en nam het op in haar tweetalige bloemlezing Olijven en zilveren populieren. Zie hier.
  • Frans van Dooren nam in zijn bekende bloemlezing Gepolijst albast twee gedichten van Govoni op: De wolk en het meisje, en Bliksemflits, pp. 329-330.
  • Mijn vertaling van het gedicht: De genoegens

Aantekeningen bij Corrado Govoni Italiaanse dichter

Napolitaanse legende De put van de krokodil

Een Napolitaanse legende

Hier volgt samengevat de beroemde Napolitaanse legende: de put van de krokodil.  Onder het Nieuwe Kasteel in Napels bevond zich een donkere, vochtige ruimte. Die was bestemd voor zwaar gestrafte gevangenen. Tot ieders verbazing bleek op een dag dat zij waren verdwenen. Waren ze gevlucht? Hoe was dat nu toch mogelijk? Toen men een nieuwe gevangene in het de krokodil uit put verorbert de gevangeneonderaardse gewelf ging opsluiten, werd ook het toezicht verbeterd. Kort daarop zag men een overwacht en vreselijk schouwspel. Door een aan het oog onttrokken opening onder het niveau van het zeewater zwom een monsterlijk grote krokodil de ruimte onder het kasteel binnen. Met zijn bek sleepte het beest de gevangene aan zijn benen naar buiten en verslond zijn slachtoffer in open zee.

Krokodil als beul

Men nam aan dat de krokodil uit Egypte afkomstig was. Waarschijnlijk was hij in het vaarwater van een vrachtschip meegezwommen. Vanaf dat moment liet men in de put de ter dood veroordeelden neer. De krokodil kwam ‘in dienst’ van de Napolitaanse justitie en voerde de vonnissen uit. Dat ging zo voort tot men op een dag besloot om zich van de  gevaarlijke bezoeker te ontdoen. Op een scheepsanker bond men de heup van een paard en met dit malse aas werd de krokodil gevangen. Het karkas van het gedode monster vulde men met stro en hing het in één van de poorten van het Nieuwe Kasteel. Men kon het beest tot voor veertig jaar terug nog hoog in de tweede toegangspoort zien bengelen. Angstige kinderhandjes wezen het aan.

Mysterieuze put

Ook al spraken de mensen altijd over ‘de put van de krokodil’, niemand kon zeggen waar hij precies was. Misschien was het dezelfde kelder waarin Tommaso Campanella opgesloten had gezeten. Bij de laatste verbouwing van het kasteel werd de krokodil ergens opgeslagen of weggegooid. Het is zeker niet de krokodil die in de Egypte-afdeling van het Nationaal Museum te zien is, want dat exemplaar komt ergens anders vandaan. Gaetano Amalfi heeft laten zien dat het motief in deze legende kan worden aangetroffen in talloze andere verhalen en literaturen: een gevangene die, levend of in stukken gehakt, wordt gevoerd aan krokodillen, slangen of andere brute beesten. Hier is de legende aangepast en geplaatst in het Nieuwe Kasteel in Napels. Hetzelfde kasteel dat in zijn geheime ruimten ook de edelen liet verdwijnen. De baronnen die het hadden aangedurfd tegen koning Ferrante in verzet te komen.

Toelichting

In de voorlaatste zin schrijft Benedetto Croce dat Gaetano Amalfi (1855-1928) zich had gebogen over het literaire motief, uitgewerkte in het verhaal, om de wijde verbreidheid ervan aan te tonen. Croce vermeldt niet dat hij Amalfi’s tekst uit 1895 bijna volledig heeft benut voor het schrijven van zijn tekst in de vorm van een verhaal. Croce publiceerde de legende van de  krokodil in 1919 in een bundel ‘Napolitaanse Napolitaanse legende De put van de krokodilverhalen en legenden’ [Storie e leggende napoletane] bij een Napolitaanse uitgever. Croce’s naam was toen al nationaal gevestigd, terwijl de beroepsjurist en amateur letteraat Amalfi slechts op locale faam kon bogen.

Croce was niet vreemd aan het navertellen van volksverhalen of legenden. Zeer bekend is zijn ‘vertaling’ uit het zeventiende eeuwse Napolitaans van verhalen uit de Pentamerome van Giambattista Basile. Deze verzameling volksverhalen, die werden opgetekend door Basile uit de monden van zijn tijdgenoten,  zag postuum het licht in 1634-36 onder de titel ‘De fabel van de fabels’ [Lo cunto de li cunti]. Uit het artikel van Amalfi blijkt verder, dat hij verschillende stadsgenoten aan het woord had gelaten om zijn materiaal te verzamelen. Croce was daarentegen een studeerkamer geleerde en gebruikte gedrukte bronnen.

Aantekening bij de Napolitaanse legende De put van de krokodil

  • Een nijlkrokodil kan wel vier tot vijf meter lang worden. En wist u dat jaarlijks enkele honderden mensen ten prooi vallen aan zijn scherpe tanden? Dit aspect van de legende berust of feiten. De rest van het verhaal stamt uit de traditie van de Napolitaanse folklore.

 

Natalia Ginzburg in analyse bij Ernst Bernard

In het oogziekenhuis

Tijdens het wachten op mijn beurt in het Romeinse oogziekenhuis was ik in de gelegenheid om enkele essays te lezen uit Natalia Ginzburgs bundel Mai devi domandarmi, Nooit moet je mij vragen. Ik neem aan dat dit boek niet in een Nederlandse  vertaling verscheen. De catalogus van de KB in Den Haag vermeldt slechts de Italiaanse uitgave. Er was geen speciale reden om de  bundel te lezen. Het gebeurde een beetje als bij toeval, hoewel, niemand leest bij toeval een boek. In elk geval leerde ik iets over Natalia Ginzburg in analyse.

In het zesde hoofdstuk vertelt Ginzburg (1916-1991) over de analyse of therapie die zij bij een psychiater in Rome had gevolgd. Hij werd haar aangeraden door een vriendin, die hoog van de man opgaf. Het was in de zomer van 1945.

Haar grote liefde en echtgenoot Leone Ginzburg stierf op 4 februari 1944 in Rome als gevolg van de mishandelingen door de nazi’s. Later dat jaar schreef zij het ontroerende gedicht ‘Memoria’. Zij publiceerde het onder haar eigen naam: Natalia Ginzburg in het tijdschrift Mercurio. In oktober van 1944 was zij uit Florence teruggekomen naar Rome en begon te werken in de Romeinse vestiging van de uitgeverij Einaudi.

Ginzburg in analyse

De volgende elementen in het verhaal trokken mijn aandacht: zij noemt hem ‘dottor B.’, schrijft dat hij Duitser was. B. was een Jood en een jungiaan.  Op een dag probeerde hij haar het verschil tussen Freud en Jung uit te leggen, maar al snel veslapte haar aandacht en dreigde zij in slaap te vallen. Het was echter de anecdote  over schrijven die mij op het spoor zette van de man achter de hoofdletter B. Ginzburg vertelt over een ontmoeting op straat met een vriendin, die haar waarschuwde voor de gevolgen van een psychoanalyse: zij zou weliswaar zelf genezen, maar haar creativiteit als schrijfster zou gelijk met de ziekte verdwijnen. Ginzburg vertelde het dezelfde dag nog aan haar analyst, die zo reageerde:

Hij werd rood en ontstak in woede. Ik had hem nog nooit boos gezien. In zijn ogen had ik nooit anders waargenomen dan ironie en glimlach. Hij sloeg met zijn blanke, geringde hand op tafel en zei dat het niet waar was, dat mijn vriendin er niets van begreep. Als ik bij een freudiaan in analyse zou zijn gegaan, had ik mijn lust om te schrijven misschien verloren, maar hij was een jungiaan  en daarom kon mij dat niet overkomen. Sterker nog, ik zou zelfs betere boeken gaan schrijven zodra ik mijzelf beter ging leren kennen.

Maar zij zegt over Bernard ook: ‘In zijn blik waren ironie en geconcentreerde aandacht nooit afwezig.’

Etty Hillesum: Dagboek en brieven

Het door B. gelegde verband tussen therapie, zelfkennis en het schrijven doet mij denken aan een andere schrijfster, ook Joods, maar die anders dan Natalia Ginzburg de oorlog niet overleefde. Ik bedoel Etty Hillesum. Haar therapeut Julius Spier adviseerde haar een dagboek bij te houden. Niemand die Hillesums dagboek en brieven las, zal geneigd zijn te beweren dat zij de lust tot schrijven en haar creativiteit verloor. Integendeel. Of Natalia Ginzburg tijdens haar laatste levensjaren Hillesums dagboek of brieven heeft gelezen, weet ik niet. Het zou kunnen, want zij stierf in 1991 en de vertaling van het dagboek – Het verstoorde leven – was in 1986 in het Italiaans beschikbaar gekomen.

Ernst Bernard

Op de vraag ‘Wie gaat er schuil achter de B.’ is het antwoord: Ernst Bernard (1896-1965), die bij Jung het vak had geleerd. Hij had in 1936 met zijn vrouw Dora uit Berlijn de wijk genomen naar Rome, op de vlucht voor het nazisme. In 1932-33 had hij in Berlijn kennis gemaakt met Julius Spier en diens chirologie. Heeft Bernard in zijn therapeutische praktijk iets gedaan met het werk van Spier? Het zou aardig zijn daar iets meer over te vinden, niet in de laatste plaats omdat naar verluid ook Federico Fellini enige tijd bij Bernard in therapie is geweest. Merk op dat Ginzburg haar voormalige therapeut ook met zijn initiaal aangeeft. Toeval?

Natalia Ginzburg in analyse bij Ernst Bernard

Aantekeningen bij Natalia Ginzburg in analyse bij Ernst Bernard

  • Natalia Ginzburg, Mai devi domandarmi, Milaan: Garzanti, 1970. Het citaat op pp. 63-64.
  • Wikipedia over Ernst Bernard  (Italiaans)
  • In 2016 werd in het Istituto Italiano di Studi Germanici in Rome een symposium over Ernst Bernard gehouden. In 2019 verscheen de bundel met de lezingen van die dag: Ernst Bernhard: il visibile, la parola, l’invisibile. A cura di Roberta Ascarelli. Roma: Istituto Italiano di Studi Germanici, 2019. Pp. 195.  ISBN 9788895868462

 

Bijgewerkt op 30november 2020.