Aldo Palazzeschi: twee gedichten vertaald

Twee gedichten van Aldo Palazzeschi. Het eerste dateert uit 1905.

La vecchia del sonno

Centanni ha la vecchia.
Nessuno la vide aggirarsi nel giorno.
Sovente la gente la trova a dormire
vicino alle fonti:
nessuno la desta.
Al dolce romore dell’acqua
la vecchia s’addorme,
e resta dormendo nel dolce romore
dei giorni dei giorni dei giorni…

De slapende oude vrouw

De oude vrouw is honderd.
Niemand zag haar daags op straat.
Men vindt haar vaak slapend
dicht bij de fontein.
Niemand maakt haar wakker.
Het zachte geluid van ‘t water
wiegt haar in slaap,
en ze blijft slapen bij ‘t trage geluid
der dagen der dagen der dagen.

Bij De slapende oude vrouw

Aldo Palazzeschi: twee gedichten
Een fontein in een dorp ergens in Italië.

Het woord dat wellicht enige toelichting behoeft,  is ‘fontein’ in vers 4. Het origineel ‘fonti’, staat  eigenlijk voor ‘bronnen’, maar past niet in de vertaling. Op het Italiaanse platteland waren aan het begin van de twintigste eeuw de ontelbare fonteinen niet alleen belangrijk voor het beschikbaar stellen van het water dat uit een bron kwam, maar het was ook een plaats waar men elkaar dagelijks kon ontmoetten. Het drinkwater moest immers elke dag gehaald worden, want stromend water in de dorpswoningen was toen nagenoeg afwezig. U vindt hier een pdf met de Italiaanse versie La vecchia del sonno.

Het tweede gedicht ‘Wie ben ik?’ dateert uit 1909.

Chi sono?

Son forse un poeta?
No, certo.
Non scrive che una parola, ben strana,
la penna dell’anima mia:
“follia”.
Son dunque un pittore?
Neanche.
Non ha che un colore
la tavolozza dell’anima mia:
“malinconia”.
Un musico, allora?
Nemmeno.
Non c’è che una nota
nella tastiera dell’anima mia:
“nostalgia”.
Son dunque… che cosa?
Io metto una lente
davanti al mio cuore
per farlo vedere alla gente.
Chi sono?
Il saltimbanco dell’anima mia.

Wie ben ik?

Ben ik soms een dichter?
Nee, zeker niet.
Ze schrijft maar één, een wat vreemd woord:
de pen van mijn ziel:
‘gekte’.
Ben ik dan soms een schilder?
Ook niet.
Op het palet van mijn ziel
ligt maar één kleur:
‘melancholie’.
Een musicus dan?
Ook al niet.
Het toetsenbord van mijn ziel
heeft maar één noot:
‘nostalgie’.
Ben ik dan … ja wat?
Ik houd een vergrootglas
voor mijn hart
om het de mensen te laten zien.
Wie ik ben?
De kunstenmaker van mijn ziel.

Bij Wie ben ik?

Aldo Palazzeschi in 1913. Foto van Mario Nunes Vais.

Aldo Palazzeschi publiceerde dit ironische gedicht voor het eerst in 1909. Hij plaatste het daarna als proloog in zijn verzamelbundel Poesie 1904-1919 waarvan de eerste druk verscheen in 1930. De zesde druk kwam uit in juli 1949.

U vindt hier een lezing van het gedicht in het Italiaans.

Aantekeningen bij Aldo Palazzeschi: twee gedichten vertaald

  • Zie ook mijn auteurspagina over Aldo Palazzeschi.
  • De slapende oude vrouw is uit: I cavalli bianchi (De schimmels), Florence: Cesare Blanc, 1905. Dit was de eerste dichtbundel van Palazzeschi. Hij gaf hem uit in eigen beheer en koos als naam voor de ‘uitgeverij’ die van zijn kat Cesare Blanc.

 

Honderd jaar Soldaten van Giuseppe Ungaretti

Poëzie lezen. Veel van mijn Italiaanse vriendinnen lezen poëzie. Mijn vrienden minder, veel minder. De vriendinnen kennen het werk van Giuseppe Ungaretti en zodra zijn naam valt, dragen zij diens gedicht Soldaten voor:

Het voelt als
in ’t najaar
aan de bomen
de blad’ren

Honderd jaar 'Soldaten' van Giuseppe Ungaretti
Luciano Anselmi, ets, 1955.

Ungaretti schreef dit juweeltje over de condition humain in juli 1918. Hij nam het op in de bundel met de ironische titel ‘Vrolijkheid van schipbreuken’ (Allegria di naufragi, 1919) met vier andere gedichten in de afdeling ‘Zwervende’. Bij de publicatie vermeldde hij ook de plaats: Bois de Courton. Deze drie gegevens: de titel, de tijd en de plaats, zetten de lezer op het spoor van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. De dichter-infanterist diende als vrijwilliger in het Italiaanse leger in actie in Frankrijk (zie over de militaire campagne deze wiki-pagina).

Terug naar Parijs

Na de oorlog, op 9 november 1918, keert hij terug naar Parijs. Hij gaat er studeren en ontmoet er belangrijke kunstenaars en schrijvers, waaronder Apollinaire, De Chirico en Palazzeschi. De dag dat hij in de stad arriveert, haast hij zich naar het huis van Apollinaire met de beloofde Toscano sigaren, waar de Franse dichter dol op was. Hij treft hem aan op bed: overleden, precies op deze dag.

Honderd jaar Soldaten van Giuseppe Ungaretti
Jeanne Dupoix

In 1920 trouwt hij met de Française Jeanne Dupoix en in 1922 verhuist het paar naar Rome. Ungaretti kiest in die jaren voor de politiek en de cultuur van het fascisme en ondertekent in 1925 het ‘Manifest van de fascistische intellectuelen’. De dichter gedraagt zich, althans volgens de meeste critici, gedurende het Italiaanse Ventennio meer als een meeloper, dan een fanatieke aanhanger. Hij krijgt dan ook geen voet aan de grond. In 1936 vertrekt het gezin naar San Paolo in Brazilië waar hij aan de universtiteit Italiaanse literatuur gaat doceren. Uit economische noodzaak. In San Paolo overlijdt in 1939 zijn enige zoon, Antonietto, negen jaar oud.

Terug naar Italië

In 1942 keert het echtpaar met hun dochter Ninon terug naar Italië. Ungaretti’s geliefde, acht jaar oudere broer Costantino was twee jaar eerder, in 1937, overleden. Aan hem droeg hij 1947 de bundel Ik heb alles verloren op. Met ‘alles’ wordt gedoeld op hun gezamenlijke verleden in Alexandrië. Na de Tweede Wereldoorlog doceert Ungaretti aan de Romeinse Universiteit ‘La Sapienza’.

Ungaretti bij de lunch

Eergisteren ben ik met een goede vriendin gaan lunchen. Debet aan haar literaire achtergrond kwam de poëzie ter sprake en – hoe kan het anders in deze dagen – de politiek. De naam Ungaretti viel en natuurlijk ook zijn gedicht Soldaten. Het kleinood viert in juli 2018 zijn eeuwfeest! Mijn geïnspireerde disgenote waagde de volgende vergelijking. ‘Na het slagveld van de verkiezingen’, stelde zij, ‘gaan we een periode in, die mogelijk uitloopt op een autoritair regime.’ Ik kon een lachbui nauwelijks de baas en wierp tegen dat ze misschien wat al te snel van stapel liep. Ze wond zich over mijn reactie niet op, want zij had mij al snel na onze eerste kennismaking – jaren geleden – ondergebracht in de categorie ‘onverbeterlijke optimisten’.

Tot mijn vreugde had ik mijn notitieboekje op zak en kon ik haar het citaat van Ungaretti voorlezen, dat ik in het voorjaar had opgetekend:

In mijn gedichten is geen spoor van haat voor de vijand, voor nìemand: men vindt er de bewustwording van de condition umaine, van de broederschap, van het lijden, van de extreme onzekerheid van het leven. Men vindt er de wil en de noodzaak zich uit te drukken, van een bij primitieve exaltatie van een primaire levenslust, van het verlangen om te leven, dat nog eens wordt versterkt door de nabijheid en de dagelijkse aanwezigheid van de dood.

Zij keek mij sprakeloos aan. Wist ik het zeker? Was het wel van Ungaretti?

Aantekeningen bij Honderd jaar Soldaten van Giuseppe Ungaretti

In de sectie ‘Zwervende’ staan de vijf gedichten gedateerd met 1918. Ze zijn in deze volgorde opgenomen: Grasveld (Prato), Men draagt (Si porta), Zwervende (Girovago), Onbezorgd (Sereno) en Soldaten (Soldati).

Zie ook de pagina over Giuseppe Ungaretti

Bijgewerkt: 12 november 2020

Antonia Pozzi Amor fati. Een gedicht uit 1937

Het gedicht van Antonia Pozzi Amor fati op deze pagina in een Nederlandse vertaling. Zij schreef het op 13 mei 1937, iets meer dan anderhalf jaar voor haar zelfgekozen dood.

Amor fati

Quando dal mio buio
traboccherai
di schianto
in una cascata
di sangue –
navigherò con una rossa vela
per orridi silenzi
ai cratèri
della luce promessa.

Amor fati

Als je wegbreekt
uit mijn duister
en neerplenst
in een val
van bloed –
vaar ik met rode zeilen
door vreselijke stiltes
naar de kraters
van het beloofde licht.

 

Iets over de dichteres

Antonia Pozzi werd geboren op dinsdag 13 februari 1912 in Milaan. Op 3 december 1938 vond men haar lichaam in de buurt van de abdij Chiaravalle ten zuiden van de stad. Een briefje in haar handschrift bevat haar wens begraven te worden aan de voet van het Grigna gebergte. Aan haar wens gaf men gevolg. Haar graf bevindt zich op het kerkhof van het bergdorp Pasturo waar haar familie een huis bezat en zij gelukkige jaren van haar korte leven doorbracht. De onderstaande foto is uit mei 1937.

Antonia Pozzi: Amor fati

Haar vader Roberto Pozzi probeerde lange tijd de zelfmoord van zijn dochter te verdoezelen. Als doodoorzaak gaf de familie longontsteking op. Haar vader vernietigde haar testament en schreef vervolgens een nieuw op basis van zijn herinneringen aan zijn dochter. Zijn versie paste beter bij het beeld dat hij zich van haar voor ogen had gesteld en gewenst. In veel gedichten verwijderde hij de opdracht aan de man die Antonia bovenal  liefhad: “Voor A.M.C.”  De geliefde was haar leraar klassieke talen Antonio Maria Cervi.

Aantekening bij Antonia Pozzi: Amor fati gedicht uit 1937

  • Sinds enkele jaren krijgt Antonia Pozzi de aandacht die zij verdient. Haar werk bracht men samen in een volledig editie en over haar leven werden enkele films gemaakt.
  • Voor een kort portret van Antonia zie hier.